Scheldeloop (foto MDB) |
Eindeloos kan ik turen naar het licht dat binnendringt door
de kleine ruitvormige openingen in de witgekalkte koepel van het badhuis.
Liggend op de grote steen in het midden. Of gehuld in een katoenen handdoek.
Terwijl ik met een metalen vat telkens weer warm water over mijn hoofd en
lichaam kieper.
Licht was overvloedig aanwezig in het kleine stadje aan de
Somme. Het was immers zomer. En we lagen op het hete zand. De zandstrook was
smal. Wat verder kwam je in het overstromingsgebied. De schorren. Waar de schapen
weidden. En de reizigers kampeerden.
We stopten er met onze beige Ford Taunus. Zodat mijn moeder in het schorrengebied een bosje weerbarstige blauwe bloemen kon plukken. Die ze dan in een kleine vaas op de tafel zette van het witgekalkte huis van Amélie.
We stopten er met onze beige Ford Taunus. Zodat mijn moeder in het schorrengebied een bosje weerbarstige blauwe bloemen kon plukken. Die ze dan in een kleine vaas op de tafel zette van het witgekalkte huis van Amélie.
Op het kleine zandstrand stond een ruïne. Een overblijfsel
uit de tijd van de Normandiërs. Grote ronde keien die samen een massieve toren
vormden. Langs die toren daalden wij elke dag af. Beladen met tentzeil, strandballen
en alles wat nodig was voor een lange dag op een smalle zandstrook. Ik las er
in het werk van Marnix Gijsen.
Behalve als we volleybal speelden. Dan lagen de mooiste
meisjes op hun buik met de benen wijd gespreid te kijken hoe wij uit het warme
zand opveerden. Of wanneer de redders plots een enorm touw bovenhaalden en wij
in twee groepen elkaar over een streep probeerden te trekken.
Wanneer de flot was gepasseerd zochten wij verkoeling in het
water. Soms was het niet helemaal duidelijk of je nu in zee zwom of in het
water van de Somme. Behalve die ene keer toen een dode hond met het water van
de Somme mee de zee in dreef.
Achter het kleine huisje van de redders lag in de diepte een
parkje. Op een avond werd er boven reusachtige open vuren merguez klaargemaakt.
Het was er donker en geheimzinnig. Merguez. Het woord had een toverachtige
klank.
Het licht van de zon zorgde ervoor dat mijn moeder gezeten
op het warme zand op haar hoofd een grote strooien hoed zette. Mijn moeder
droeg een oranje badpak. Helemaal anders dan de bikini’s van de Franse meisjes.
De gele bikini van Nathalie bijvoorbeeld. Nathalie die ik op een avond
terugzag. Breed glimlachend. En net als ik gezeten op een houten bankje.
Vrolijk lachend en wachtend op een diavoorstelling.