vrijdag 27 december 2013

Hans

Meeuwen (foto MDB)
‘Kijk er staan al katjes aan de wilgen,’ zeg je verheugd terwijl we langs het water wandelen.
Kerstmis is voorbij en toch lijkt het wel herfst. Een keer maar lag een dunne witte laag over de graskant.
Sneeuw en ijs. Was het dat wat mijn moeder miste in het kleine stadje aan de Somme? We hielden krijgsraad. Allemaal samen gezeten in de kale woonkamer onder het lage dak van de vierkante woning van Amélie.
‘Ik mis de bergen,’ verkondigde mijn moeder. Het huilen stond haar nader dan het lachen. De voorbije jaren hadden we onze zomervakantie in de bergen doorgebracht. De eerste keer met de kajotsters. Daar was mijn jongste zus bij toegetreden. Ik zie ze nog allemaal voor mij. Het blonde meisje met de bril. En de twee voor haar leeftijd te grote vlechten. Het broodmagere hyperactieve meisje voor wie de zoon van de hoteluitbater viel. En die op een dag met de donkerblauwe kever van zijn vader uit het niets op ons pleintje verscheen.
Ineens kwam iedereen op het pleintje naar buiten gelopen. Het was zomer en warm. Het hyperactieve meisje liep zomaar de straat op. Tot grote ontzetting van haar ouders.
‘Hans, het is Hans!’ riep zij uit. Ook mijn jongste zus kon haar emoties niet bedwingen. We waren nog maar net teruggekomen uit het onooglijke dorpje hoog in de Oostenrijkse Alpen. Waar we hadden gelogeerd in een heem genaamd Alpenrose. Het rook er naar koeien en hooi. Een van de meisjes lag op een avond in bed te wenen.
‘Ik ben hier nu in Oostenrijk. Op meer dan duizend kilometer van mijn vriend!’
Zoals steeds kwam de meegereisde pastoor bemiddelen.
Sedertdien waren we meer dan eens naar dat piepkleine dorpje hoog in de bergen teruggekeerd. Samen met de pastoor. Die het op een dag danig op de heupen kreeg van Duitse feestvierders die in het weekend in het dorpje kwamen logeren. En die zich tegoed deden aan Stierenblut.
Krijgsraad dus. Mijn moeder leek de wanhoop nabij. Zij miste de bergen. Sneeuw en ijs. Een diep gevoel van medelijden met mijn moeder kwam in mij op.
‘Mama,’ zei ik, ‘als jij naar de bergen wilt, dan mag jij hiervoor mijn spaarboek gebruiken,’ bracht ik als noodoplossing ten berde.
We gingen dat jaar niet naar de bergen. Mijn moeder vond haar draai in het kleine stadje aan de Somme. Waar in die tijd bij enkele geweerschoten van jagers die zich verscholen in hutten duizenden eenden over de baai opvlogen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten