Herten in het bos (foto MDB) |
Zon
Deze morgen heeft het buiten gevroren. Triomfantelijk
toont Nomade mij het drinkbakje van onze hond Luna. Daarin ligt een dunne laag
ijs. Op de motorkap van mijn oude Volvo schrijft zij in grote drukletters:
‘Johan op het ijs.’
Nomade maakt zich vrolijk over de koude die ik
lijd. Toch houdt zij de goede moed erin.
‘Je verkoudheid Johan, was hier toch in een
klap over?’
Het is waar. Toen wij op de Ardense hoogten
aankwamen, was ik snipverkouden. Misschien zijn sommige geneesmiddelen op dit
principe gebaseerd? Dien aan de patiƫnt een overdosis toe van datgene waaraan
hij lijdt.
‘Ik heb de zon meegebracht,’ zegt H. Met haar
bezoeken wij in de winter de Gentse theatervoorstellingen. Zo ook ‘Lenz’ van
Piet Arfeuille. De tekstschrijver en de acteurs van Theater Malpertuis slaagden
erin de gekwelde figuur Jakob Michael Reinhold Lenz levendig voor te stellen.
Na zijn omzwervingen in de bergen komt Lenz terecht bij de vooruitstrevende
dominee Oberlin. Wanneer Oberlin naar Zwitserland vertrekt om daar zijn correspondent
Lavater te ontmoeten, gaat het mis.
‘En ik, ben ik niet ziek misschien?’ zegt Lenz.
Bij zijn terugkomst vindt Oberlin een totaal
ontredderde Lenz terug.
‘Je moet eten,’ zegt Oberlin. ‘Je moet bidden,’
voegt hij er nog aan toe. ‘Zal ik thee voor je zetten?’ Oberlin biedt Lenz zijn
liefde aan en kust hem innig op de mond.
Elke morgen trek ik mijn looppak aan en gaat
het richting het stadje. In een kleine portemonnee heb ik een euro en veertig
cent. Daarmee koop ik de krant De Morgen.
‘Dat begrijp ik niet,’ zegt Nomade, ‘je krijgt
de krant thuis en toch koop je hier nog een tweede exemplaar.’
Maar ik houd ervan om mijn eigenste krant te
lezen. En elke dag een praatje te slaan met mijn persoonlijke krantenman.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten