Monument Italiaanse krijgsgevangenen (foto MDB) |
Alpejagerslied
Op de hoek van de Gentse Martelaarslaan en de Offerlaan
bevindt zich een oorlogsmonument. Het oorlogsmonument bestaat uit een bronzen
plakkaat met daaronder in steen de namen van Italiaanse krijgsgevangenen die er
in 1918 zijn overleden.
De beeldhouwer heeft een van de Italiaanse soldaten
krijgshaftig uitgebeeld. Met het geweer fors in de hand stormt de bersagliere
of Piëmontese scherpschutter vooruit. Dat de beeldhouwer een lid van het
Piëmontese elitekorps uitbeeldt, kun je afleiden van de afgebeelde helm. Die
draagt een reusachtige veer. In werkelijkheid droegen de bersaglieri geen helm.
Wel een grote ronde hoed met diezelfde veer. De Italiaanse Alpenjagers daarentegen
droegen een kleiner hoedje met een enkele veer.
In 1919 werd in Gent een stoet gehouden ter ere van de
Belgische burgers en soldaten. Een foto toont een groep kinderen met een hoed
op die het beeld van de Italiaanse Alpenjagers moet oproepen. Zij dragen een
groot bord met als opschrift: ‘De Italiaansche Alpenjagers brengen hulde aan
hunne moedige Belgische strijdmakkers’.
In het begin van de oorlog droegen de soldaten geen helm en kleurrijke
uniformen. Die hadden vooral als doel zich te onderscheiden en te imponeren.
Denk maar aan de Fransen met hun rood en blauw.
Op de Gentse Westerbegraafplaats liggen de Italianen broederlijk
naast Franse fusiliers marins. Zij werden naar Antwerpen gestuurd om de forten
te verdedigen. Omwille van de rode pompon op hun mutsen en hun jonge verschijning
werden deze meestal zeer jonge Bretoenen ‘demoiselles aux pompons rouges’
genoemd.
De Italianen die op het plakkaat zijn vermeld, werden
wellicht krijgsgevangen genomen tijdens de slag om Caporetto in het huidige
Slovenië. Zo’n 11.000 Italiaanse soldaten sneuvelden. En 275.000 soldaten
kwamen in krijgsgevangenschap terecht. In het bezette West-Vlaanderen moesten de
Italianen net als de Russen zware arbeid verrichten. Aan de spoorlijn Gent - Tielt
- Diksmuide bijvoorbeeld. Of zij werden verplicht om Duitse soldaten die te
dicht bij het front waren begraven, op te graven.
Hun lot zal vergelijkbaar zijn geweest met dat van de
opgeëiste Belgische werklieden. Mijn grootmoeder vertelde over haar vader die tijdens
de oorlog weggevoerd werd naar Sedan in Frankrijk. Daar moest hij achter het
front zware arbeid verrichten.
‘Ma, d’ er stoat nen heere aan de deure,’ zei mijn
grootmoeder jaren later na de oorlog tegen haar moeder.
‘Oh, ’t es voader,’ riep zij uit, de handen voor het gezicht
slaand.
‘Ik had hem helemaal niet herkend,’ vertelde mijn
grootmoeder nadien, ‘hij zag er uitgeteerd en geslagen uit.’
Maar op het oorlogsmonument draagt de jonge Italiaanse besagliere
trots zijn hoed met reusachtige veer. Wellicht inspireerde het beeld van de
Alpenjager de avant-gardedichter Paul van Ostaijen tot de titel van zijn
gedicht ‘Alpejagerslied’. In een speelse stijl schildert Van Ostaijen de ontmoeting
tussen twee heren voor een winkel van hoedenmakers. Een heer die klimt en een
heer die daalt. Net zoals in de bergen. Zij hebben een hoge hoed op en groeten
elkaar in het voorbijgaan. Dat doen zij door hun hoed op te lichten.
De observerende stijl, de humor en de afstandelijke
beschouwing doen denken aan de ultrakorte verhalen van Franz Kafka.
Alpejagerslied
Voor E. du Perron
Een heer die de straat afdaalt
een heer die de straat opklimt
twee heren die dalen en klimmen
dat is de ene heer daalt
en de andere heer klimt
vlak vóór de winkel van Hinderickx en Winderickx
vlak vóór de winkel van Hinderickx en Winderickx
van de
beroemde
hoedemakers
treffen zij elkaar
(…)
dan zetten beide heren
de rechtse en de linkse de klimmende en de dalende
de rechtse en de linkse de klimmende en de dalende
eenmaal elkaar voorbij
hun hoge hoeden weer op het hoofd
men versta mij wel
elk zet zijn eigen hoed op het eigen hoofd
dat is hun recht
dat is het recht van deze beide heren
Niet ver van het standbeeld is er in de Overpoortstraat een zeer oude hoedenwinkel...
BeantwoordenVerwijderen