Brocante (foto MDB) |
Op de camping is een plotse invasie ontstaan van
VW-minibusjes. In allerlei kleuren. Knal oranje bijvoorbeeld met in grote
letters BIC erop geschilderd. Een enkel afgebladderd geval ook. Van sommige is
het dashboard volgestouwd met stickers. ‘I love my stones’.
Het was met zo’n minibusje dat Hans van Gasthof Bergheimat ons kwam halen aan de voet van de berg waar het kleine dorp Boden verscholen lag.
Toen ik vele jaren later samen met Nomade dit dorp in het Oostenrijkse Lechtal opnieuw aandeed, moest zij vreselijk lachen met het aftandse reclamepaneel dat in een bocht van de weg het dorp aankondigde. ‘Sonnige Lage’.
‘Dit dorp heeft helemaal geen zonnige ligging, Johan,’ hield zij mij voor. ‘Het ligt integendeel in een schaduwdal.’
Maar wie maalde daarom aan het einde van de jaren zestig. Toen de toekomst ons nog zegerijk toelachte. En alles alleen nog maar beter kon worden.
Voor de kajotsters die in kleine groepjes met twee van die VW-minibusjes naar boven werden gebracht, leek dit wel het einde van de wereld. Sommigen begonnen bij nacht onbedaarlijk te huilen.
Gescheiden als ze waren van hun geliefde.
Daar speelde Otto van pension Edelweiss handig op in. Hij had er het handje van weg om de meisjes in hun eenzaamheid te troosten. Hiervoor had hij een handige list bedacht. Hij maakte ze namelijk wijs dat hij speciaal voor hen hoog boven de alpenweiden de begeerde bloem edelweiss was gaan plukken. In werkelijkheid kweekte de listige bergbewoner de sneeuwwitte bloemen in een daartoe bestemde bloembak die hij had verscholen in de dakgoot van zijn pension.
Op de camping keek ik door het raam naar het grote witte stuur van zo’n minibusje. Het stuur moet de automobilist een gevoel van macht hebben gegeven. Naast hem op de bank zaten in de regel twee passagiers. Daarachter nog twee rijen, bestaande uit telkens een lange zitbank.
Een van mijn oud-leraren kwam met zo’n rood-wit minibusje naar school. Hij had lang spierwit haar dat naar achteren was gekamd. Soms had het haar een lichtgroene schijn. De leraar Engels was de leider van een groot gezin. Zijn collega’s noemden hem de Nestor van onze school.
Kamperen met een minibusje. Bestaat er een meer zomers beeld?
Zoals elke zondag was er vandaag brocante in het Parc de Sept Heures. De naam van het park met ondermeer een blauw geverfde windmolen in miniformaat verwijst naar het uur waarop de kuurgasten of bobelins elkaar aan het einde van de dag ontmoetten.
Ik was in de ban van een schilderij op doek. Het werk steekt in een niet zo mooie lijst. De kader lijkt wel afkomstig van een meubel, zegt Nomade. Maar het schilderij is o zo mooi. Een besneeuwd dennenbos. In de verte het veen. Avondlicht. De schilder heeft het licht van de ondergaande zon weergegeven aan de hand van slechts enkele strepen gele verf.
‘Ons huis hangt al vol met schilderijen,’ zegt Nomade.
Ik breng het argument in tegen de verkoper.
‘Quarante euros. C’est mon dernier prix,’ zegt de man.
Waarop ik trots met het schilderij onder de arm op de esplanade op zoek ga naar Nomade.
Het was met zo’n minibusje dat Hans van Gasthof Bergheimat ons kwam halen aan de voet van de berg waar het kleine dorp Boden verscholen lag.
Toen ik vele jaren later samen met Nomade dit dorp in het Oostenrijkse Lechtal opnieuw aandeed, moest zij vreselijk lachen met het aftandse reclamepaneel dat in een bocht van de weg het dorp aankondigde. ‘Sonnige Lage’.
‘Dit dorp heeft helemaal geen zonnige ligging, Johan,’ hield zij mij voor. ‘Het ligt integendeel in een schaduwdal.’
Maar wie maalde daarom aan het einde van de jaren zestig. Toen de toekomst ons nog zegerijk toelachte. En alles alleen nog maar beter kon worden.
Voor de kajotsters die in kleine groepjes met twee van die VW-minibusjes naar boven werden gebracht, leek dit wel het einde van de wereld. Sommigen begonnen bij nacht onbedaarlijk te huilen.
Gescheiden als ze waren van hun geliefde.
Daar speelde Otto van pension Edelweiss handig op in. Hij had er het handje van weg om de meisjes in hun eenzaamheid te troosten. Hiervoor had hij een handige list bedacht. Hij maakte ze namelijk wijs dat hij speciaal voor hen hoog boven de alpenweiden de begeerde bloem edelweiss was gaan plukken. In werkelijkheid kweekte de listige bergbewoner de sneeuwwitte bloemen in een daartoe bestemde bloembak die hij had verscholen in de dakgoot van zijn pension.
Op de camping keek ik door het raam naar het grote witte stuur van zo’n minibusje. Het stuur moet de automobilist een gevoel van macht hebben gegeven. Naast hem op de bank zaten in de regel twee passagiers. Daarachter nog twee rijen, bestaande uit telkens een lange zitbank.
Een van mijn oud-leraren kwam met zo’n rood-wit minibusje naar school. Hij had lang spierwit haar dat naar achteren was gekamd. Soms had het haar een lichtgroene schijn. De leraar Engels was de leider van een groot gezin. Zijn collega’s noemden hem de Nestor van onze school.
Kamperen met een minibusje. Bestaat er een meer zomers beeld?
Zoals elke zondag was er vandaag brocante in het Parc de Sept Heures. De naam van het park met ondermeer een blauw geverfde windmolen in miniformaat verwijst naar het uur waarop de kuurgasten of bobelins elkaar aan het einde van de dag ontmoetten.
Ik was in de ban van een schilderij op doek. Het werk steekt in een niet zo mooie lijst. De kader lijkt wel afkomstig van een meubel, zegt Nomade. Maar het schilderij is o zo mooi. Een besneeuwd dennenbos. In de verte het veen. Avondlicht. De schilder heeft het licht van de ondergaande zon weergegeven aan de hand van slechts enkele strepen gele verf.
‘Ons huis hangt al vol met schilderijen,’ zegt Nomade.
Ik breng het argument in tegen de verkoper.
‘Quarante euros. C’est mon dernier prix,’ zegt de man.
Waarop ik trots met het schilderij onder de arm op de esplanade op zoek ga naar Nomade.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten