Prinses Paola op een blikken doos Huis van Alijn (foto MDB) |
Dolce Paola
In zijn autobiografie ‘Rocco’ vertelt de charmezanger Rocco
Granata over het werk dat Italiaanse arbeiders in de Limburgse kolenmijnen
verrichtten. Een van die Italiaanse werkkrachten was zijn vader.
In 1946 sloten de Belgische en de Italiaanse overheid een
protocol. Hierin werd bepaald dat Italië 50.000 mijnarbeiders zou leveren. In
ruil ontving Italië drie miljoen kilo steenkool per jaar. In werkelijkheid ging
het enkel om een eerste kooprecht. Italië was immers als verliezer uit de oorlog
gekomen en verkeerde niet in de positie om harde eisen te stellen.
Overal in het zuiden van Italië hingen roze affiches om
arbeiders te lokken. In België zouden ze in moderne omstandigheden worden
tewerkgesteld. De Italiaanse mijnarbeiders kwamen echter terecht in barakken
die nog door de naziebezetter waren gebouwd. Onder de grond werkten ze samen
met voormalige Duitse krijgsgevangenen. Waardoor er een soort steenkolenDuits
ontstond. Een mengtaal tussen Nederlands en Duits.
De Italianen kregen een contract voor vijf jaar. Bij
contractbreuk werden ze via het Klein Kasteeltje gerepatrieerd. Toen het de
Italianen duidelijk werd welke soort arbeid ze moesten verrichten, keerden
velen na enkele weken terug naar Italië. Sommigen bleven zelfs maar een dag.
Van de 140.000 Italianen die in het naoorlogse decennium naar België kwamen,
bleven er minder dan 100.000 over.
De ochtendploeg begon om zes uur. Aan een duizelingwekkende
snelheid werd in kooien van zestien mannen honderden meters diep afgedaald.
Daarna moesten zij in het pikdonker in gangen die vaak niet hoger waren dan
vijftig centimeter de zware steenkoolblokken loshakken. Er was het methaangas.
En het zwarte stof. Waardoor veel mijnwerkers voor hun pensioenleeftijd aan
stoflong zouden overlijden.
En dan kwam op 8 augustus 1956 de mijnramp in Le Bois du
Cazier bij Marcinelle. 262 lichamen werden bovengehaald. Waaronder 136
Italianen. Enkele dagen later zegde de Italiaanse regering het verdrag met
België op.
In deze context trouwde in het jaar 1959 prins Albert met de
Italiaanse prinses Paola Ruffo di Calabria. In zijn autobiografie vertelt Rocco
Granata dat het huwelijk door de Italianen in België werd gevierd als een
bruiloft in de familie.
De zanger Salvatore Adamo, oorspronkelijk afkomstig uit
Sicilië en net als Rocco Granata een mijnwerkerszoon, schreef er in 1965 een
lied over Dolce Paola. Of
lieve Paola.
‘Paola
nella sua maestà
ho visto in verità
una colomba fragile’
nella sua maestà
ho visto in verità
una colomba fragile’
Paola, je bent een prinses. Maar in werkelijkheid ben je
teder als een duif.
De jonge en mooie prinses Paola verleende een identiteit aan
de Italianen in migratie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten