Goethe in zijn Romeinse woning (Tischbein) (foto MDB) |
Wilhelm Meister
Wat een aangename uren bracht ik door in het gezelschap van
Wilhelm Meisters leerjaren!
Na Het lijden van de jonge Werther is dit Goethes tweede
roman, waarin hij de ontwikkeling beschrijft van Wilhelm. Een jongeman die
tegen de zin van zijn ouders kiest voor het theater. Met het geld bedoeld voor
een zakenmissie trekt Wilhelm de wijde wereld rond. Hij sluit zich aan bij
verschillende theatergezelschappen. Ontmoet de vreemdste figuren zoals de
harpspeler en het meisje Mignon.
Hoe mooi is het lied gezongen door Mignon.
‘Kennst du das Land, wo die Zitronen blühn,
Im dunkeln Laub die Gold-Orangen glühn,’
Goethe schetst in dit gedicht een ideaal beeld van Italië.
Het land waar de citroenen en appelsienen zomaar aan de bomen groeien. Waar de lucht altijd blauw is
en een zachte wind waait. In dat verre land geurt het naar mirte en laurier. De
daken rusten er op zuilen en marmeren beelden kijken je aan. Er zijn bergen en
nevels. Waarin een muilezel zijn weg zoekt. Grotten vind je er en holen. O wat
verlangt Mignon daar naartoe te gaan.
Ken je het wel? Als je dat land kent, dan wil je er zeker
naartoe. O, mijn geliefde laten we samen wegtrekken.
Romantische zielen gingen zich toentertijd kleden en
gedragen als Mignon. Zoals de dichteres uit de romantiek Bettina von Arnim.
Hetzelfde gebeurde met Werther. Meer nog, in navolging van
Werther ontstond in Duitsland een ware golf aan zelfdodingen. Het noopte Goethe
ertoe in latere edities een voorwoord toe te voegen.
‘En jij goede ziel, die net als hij dezelfde drang voelt, vind
troost in zijn lijden. En laat dit boekje je tot vriend zijn, wanneer je door
het lot of door je eigen schuld geen betere vriend kunt vinden.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten