vrijdag 5 december 2014

Italiaans dagboek


Achterkant Fiatgarage Gent (foto MDB)
  
Fiat

Wanneer ik mijn ogen open doe, krijg ik het relaas te horen van Nomades nachtelijke lectuur.
‘Weet je, van Torino hebben we nog de helft niet gezien,’ begint zij.
‘Die Schot op de camping had gelijk dat we zeker de Fiatfabrieken hadden moeten bezoeken.’
‘Was dat niet die Nederlander op klompen?’ antwoord ik.
‘Neen, neen, het was de Schot.’
De Schot was in het midden van de nacht op de camping in Torino gearriveerd. Hij en zijn vrouw waren met hun kleine caravan op weg naar een zomers huis aan de kust. Tot hun auto het begaf. En zij getakeld moesten worden. Hun caravan werd opgetild en samen met hen naar de camping gebracht met uitzicht over de Po en de hele stad. Maar voor dit alles kon geschieden, moesten onze twee Schotten het nog meemaken dat zij gezeten in hun caravan op een rond punt belandden.
‘Mangiare,’ zei de trucker tegen de twee in hun caravan.
Etenstijd. En dus moesten onze onfortuinlijke Schotten, vooraleer verder te rijden, in hun caravan boven op de takelwagen, de trucker eerst rustig zijn maaltijd laten afwerken.

Nomade vertelt mij over de teloorgang van de Fiatfabrieken in de jaren tachtig.
‘Eerst waren er de klassieke acties, stakingen enzovoort,’ steekt zij van wal.
‘Toen de arbeiders echter zagen dat die geen effect hadden, gingen sommigen radicaliseren. Dat was ook normaal. Voor hen was de fabriek hun hele leven.’
Ik denk aan het toneelstuk dat we hebben gezien op het theaterfestival van Spa, getiteld Métallos et dégraisseurs. Waarbij dégraisseurs een eufemisme is voor bazen met als enige opdracht het staalbedrijf af te slanken tot er uiteindelijk niets meer van over blijft. Het stuk is gebaseerd op interviews en gaat over de zoveelste generatie van staalarbeiders die altijd gewild heeft dat hun kinderen het beter zouden hebben dan zij. Tot hun fabriek wordt overgenomen en uitverkocht.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten