Achterkant Fiatgarage Gent (foto MDB) |
Fiat
Wanneer ik mijn ogen open doe, krijg ik het relaas te horen
van Nomades nachtelijke lectuur.
‘Weet je, van Torino hebben we nog de helft niet gezien,’ begint
zij.
‘Die Schot op de camping had gelijk dat we zeker de
Fiatfabrieken hadden moeten bezoeken.’
‘Was dat niet die Nederlander op klompen?’ antwoord ik.
‘Neen, neen, het was de Schot.’
De Schot was in het midden van de nacht op de camping in
Torino gearriveerd. Hij en zijn vrouw waren met hun kleine caravan op weg naar
een zomers huis aan de kust. Tot hun auto het begaf. En zij getakeld moesten
worden. Hun caravan werd opgetild en samen met hen naar de camping gebracht met
uitzicht over de Po en de hele stad. Maar voor dit alles kon geschieden,
moesten onze twee Schotten het nog meemaken dat zij gezeten in hun caravan op
een rond punt belandden.
‘Mangiare,’ zei de trucker tegen de twee in hun caravan.
Etenstijd. En dus moesten onze onfortuinlijke Schotten, vooraleer
verder te rijden, in hun caravan boven op de takelwagen, de trucker eerst rustig
zijn maaltijd laten afwerken.
Nomade vertelt mij over de teloorgang van de Fiatfabrieken in de jaren tachtig.
‘Eerst waren er de klassieke acties, stakingen enzovoort,’
steekt zij van wal.
‘Toen de arbeiders echter zagen dat die geen effect hadden,
gingen sommigen radicaliseren. Dat was ook normaal. Voor hen was de fabriek hun
hele leven.’
Ik denk aan het toneelstuk dat we hebben gezien op het
theaterfestival van Spa, getiteld Métallos et dégraisseurs. Waarbij
dégraisseurs een eufemisme is voor bazen met als enige opdracht het
staalbedrijf af te slanken tot er uiteindelijk niets meer van over blijft. Het
stuk is gebaseerd op interviews en gaat over de zoveelste generatie van
staalarbeiders die altijd gewild heeft dat hun kinderen het beter zouden hebben
dan zij. Tot hun fabriek wordt overgenomen en uitverkocht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten