vrijdag 12 december 2014

Italiaans dagboek

Still uit 'Il mio viaggio in Italia' (foto MDB)


Ladri di biciclette

In de documentaire film Il mio viaggio in Italia (1999) keert Martin Scorsese terug naar zijn jeugd. Hij zit bij een oud model televisietoestel. Legt enkele keren zijn hand daarop en zegt hoe belangrijk dit toestel voor hem is geweest.
Niet alleen voor hem want op het einde van de jaren veertig waren er nog niet zoveel televisietoestellen. En dus zat iedereen er op vrijdagavond voor verzameld wanneer een Italiaans gesproken film werd vertoond. Dan voelde de jonge Scorsese de vibratie bij zijn grootouders. Die waren immers zowel van moeders- als van vaderszijde uitgeweken uit het arme Sicilië.
Aangekomen in New York leefden de immigranten uit Sicilië per dorp samen in een enkel flatgebouw. Ze trouwden ook onderling. Pas later kwam het in hen op om ook een huwelijksverbintenis aan te gaan met een jongen of meisje uit het flatgebouw aan de overkant van de straat. Met iemand van een naburig dorp dus.
De eerste immigranten hielden ook nauwlettend hun gebruiken in ere. Zo toont Scorsese beelden van processies en huwelijksfeesten.
Scorsese is ontroerd wanneer zijn grootouders in de lens kijken. Of wanneer hij hun groentewinkeltje ziet.
Maar de vier uur durende documentaire gaat natuurlijk ook over film. Ze start met het neorealisme van Vittorio de Sica en Roberto Rossellini.
Wanneer op vrijdagavond in het grote gezinsverband televisie wordt gekeken beseft de kleine Scorsese  ineens waar hij vandaan komt. De ouderen reageren hartstochtelijk wanneer zij beelden zien van Sicilië. Iedereen herkent het Italiaans met een Amerikaans accent dat wordt gesproken door een van de soldaten die in 1944 het eiland op nazi-Duitsland heroveren (Roberto Rossellini, Paisà, 1946).
En het jongetje beseft dat hij ook een van die straatarme kinderen in Zuid-Italië had kunnen zijn.
Wat Scorsese in de eerste plaats opvalt in de vroege Italiaanse film is het mededogen.
Die is het sterkst aanwezig in de ontmoeting van Franciscus van Assisi met een lepralijder. Franciscus is zo aangegrepen door het lijden van de leproos met zijn gehavend gezicht en waarschuwend belgeluid dat hij zijn gezicht in zijn handen verbergt en zich wenend ter aarde stort (Rossellini, Francesco, giullare di Dio, 1950). De rol van de franciscanen wordt in de film vertolkt door echte monniken.
Maar de meest aangrijpende fragmenten zijn die uit Ladri di biciclette of Fietsendieven van Vittorio de Sica (1948).
We bevinden ons in het naoorlogse Rome. Een man genaamd Antonio, wiens broodwinning eruit bestaat overal in de stad rond te rijden en filmaffiches aan te plakken, ziet van op zijn ladder zijn fiets gestolen worden. Vol wanhoop doorkruist hij samen met zijn zoontje Bruno de stad op zoek naar zijn fiets. Tot hij de wanhoop nabij zelf andermans fiets steelt. Antonio wordt echter bij deze daad betrapt.
‘Papa, papa,’ roept het zoontje terwijl hij zich door de wraakzuchtige menigte probeert te wurmen.
Die daad is tegenover zijn zoontje de zwaarste emotie om te dragen.

2 opmerkingen: