Still uit 'Il mio viaggio in Italia' (foto MDB) |
La grande bellezza
‘Hij is gek geworden,’ zeggen zijn familieleden wanneer een
oude opa zich bij Franciscus wil aansluiten (Rossellini, Francesco, giullare di
Dio, 1950).
‘Francesco,’ roept de man in opperste verrukking, terwijl
kinderen en kleinkinderen hem proberen tegen te houden.
Wanneer de volgelingen er zoals elke dag worden op
uitgestuurd om te prediken, krijgt een van de monniken als opdracht om het
avondeten klaar te maken. Omdat de monnik er is op gebrand om ook in de
omliggende dorpen te preken, maakt hij onmiddellijk de hele beschikbare
voorraad klaar in een reusachtige pot.
Op het einde van de film draagt Franciscus zijn volgelingen
op om elk zijn weg te gaan.
‘Draai rond tot je er duizelig van wordt en ga dan naar de
richting waar je neervalt,’ zegt hij.
De monniken noemen een voor een de plaats op waar zij
naartoe zullen gaan: Siena, Firenze, Pisa, enzovoort.
Wanneer het de beurt is aan Giovanni, de oude man, zegt hij
‘Ik ben in de richting gevallen van het vogeltje dat daar in de boom zit.’
Franciscus en zijn medebroeders ontfermen zich over de oude
man. Zij gaan heel liefdevol met elkaar om.
Het mededogen met de armen is een van de constanten in de
Italiaanse cinema. Het heeft te maken met het neorealisme natuurlijk. Met de keuze
om enkel met amateurspelers te werken. Uit geldgebrek. Maar ook omdat in de
armoede zoveel schoonheid verborgen ligt.
‘Fellini legde een staalkaart van karakterkoppen aan,’ zegt
Nomade, ‘maar hij toonde zijn figuranten en acteurs altijd in hun trots. Fellini
slaagde erin om hun een uitstraling te geven.’
Het sterkst komt het mededogen aan bod in ‘Il vangelo
secondo Matteo’ van Pier Paolo Pasolini. De beroemde cineast filmde het leven
van Jezus volgens het evangelie van Mattheus. De figuur van de oude Maria liet
hij spelen door zijn eigen moeder. Jezus die zich ontfermt over de kreupelen en
de melaatsen.
Maar ook in ‘La grande bellezza’ van Paolo Sorrentino. De
film opent met een reusachtige party op een dakterras met uitzicht over het nachtelijke
Rome.
‘Toen ik zesentwintig was, kwam ik naar Rome,’ zegt het
hoofdpersonage Jep Gambardella. ‘Ik wilde de koning van het nachtleven zijn,’
vervolgt hij.
De man is een schrijver. Die er niet meer in slaagt om zijn
beroemde debuut te herhalen.
Tot hij geconfronteerd wordt met een figuur die eruit ziet
als Moeder Teresa. Oud als ze is sleept zij zichzelf de trappen op van een
calvarie.
Dit beeld geneest de schrijver van zijn decadentie. Waardoor
hij opnieuw de moed krijgt om aan te knopen bij zijn debuutroman.
Als Italofiel hoop ik dat je dit dagboek nog lang zal invullen
BeantwoordenVerwijderen