zondag 5 mei 2019

Lenteverhalen


Kiezel

Wat een beelden brengt de veertigjarige dichteres met de gebroken stem samen in slechts enkele zinnen! Ik zie hoe ze ’s nachts onderweg is met de auto. Daarbij mijmert over hoe een enkele kiezelsteen genoeg is om haar wagen van de weg af te krijgen.
Oh wat verlang ik naar de duistere onverlichte wegen van Anatolië! De uitgestrekte verschroeide aarde waar maar geen einde aan komt. Tegen de berghelling een kudde schapen. Ossen die het land bewerken.
Soms ben ik alleen maar moeder, zegt de veertigjarige dichteres. Het is de hoogste tijd om de baǧlama van onze muzikant uit de wagen te halen. Ze maant mij daarbij aan om dringend te vertrekken. We bevinden ons in een erfgoedbibliotheek. En bewonderen de eeuwenoude drukken. Over vijfhonderd jaar zal ook ons werk in deze bibliotheek te bewonderen zijn, zeg ik.
Maar ondertussen is er de weemoed. Die nog wordt versterkt door de hevige lentegeuren. Ik eet ingemaakte groenten en warm ze per vergissing op in olijfolie.
Een enkele kiezel is genoeg om je van de weg af te krijgen.