zondag 20 april 2014

Overwinteren in Spa

Nest everzwijnen (foto MDB)


Even dwarfs started small

In het bos deed Nomade een lugubere vondst. Een half opengereten eend. Met in haar buik een ei dat nog intact was. De bovenkant van het onfortuinlijke dier was weggevreten.
‘Het moet pas gebeurd zijn,’ zegt Nomade, ‘want overal lagen nog pluimen verspreid.’
‘Wat doet een eend in het bos?’ vraag ik mij af. ‘En welk dier zou dit wrede schouwspel van leven en dood hebben veroorzaakt?’ Ik gok op een vos.
Het beeld blijft mij bij. Ook wanneer we in het dierenpark in La Reid enkele idyllische taferelen mogen aanschouwen. Een troep everzwijnen. De dieren koesteren zich in de warmte van het zonlicht. Twee mannelijke evers grommen vervaarlijk. Ze gunnen elkaar het licht van de zon niet. Een jonger dier wordt consequent aangepakt.
‘Kijk,’ zegt Nomade, ‘twee zeugen hebben jongen. Ze zijn nog heel erg klein.’
Ik zie twee keer een nest jonge dieren. Hun vacht is nog niet behaard, zoals je dat van een everzwijn mag verwachten. Ze hebben lichtbruine strepen op hun rug. Wanneer het moment gekomen is om gezoogd te worden, kruipen ze over elkaar heen om het beste plekje aan moeders lijf te bemachtigen. Daarna liggen ze lekker tegen het moederdier aan.
Het doet mij allemaal denken aan een van de wreedste films die ik heb gezien: ‘Even dwarfs started small’ van de Duitse cineast Werner Herzog. Daarin laat Herzog dwergen in een instelling een van de opvoeders, ook een dwerg, gijzelen. Daarna breekt de grote anarchie uit. In een vlaag van sadisme keren de dwergen zich tegen hun zwakkere soortgenoten.
De boodschap van de cineast is duidelijk: in tijden van chaos komt het slechtste in de mens naar boven. Herzog toont parallellen met de dierenwereld. Die is even meedogenloos. Een mank lopende kip wordt door de andere kippen kapot gepikt. De dwergen doden een zeug, waarna de biggen in een wanhopige poging om te overleven, blijven zuigen aan de dode moeder. En zo het laatste leven aan het dier onttrekken.

donderdag 17 april 2014

Overwinteren in Spa

Wolvenpark La Reid (foto MDB)

Wolvenman

Als een volleerde fotografe zwermt Nomade rondom mij wanneer ik aan het schrijven ben. Het is toch wel wennen.
‘De wolven zijn een beter fotomodel,’ zegt zij.
Deze namiddag zijn we elkaar kwijtgespeeld. Opeens kreeg ik een bericht: ‘Ik ben hier al meer dan een uur het gedrag van de wolven aan het bestuderen.’ Het bericht klonk tamelijk onheilspellend.
We namen een jaarabonnement op het dierenpark in La Reid. Daar is ook een groot wolventerrein. Twee roedels leven er naast elkaar. Een roedel van Europese en een van Amerikaans-Canadese wolven. Nomade legt het mij allemaal haarfijn uit.
‘Kijk,' zegt ze, 'een van de Amerikaanse wolven heeft als taak om het terrein te bewaken.’ Ik zie hoe een jonge wolf de hele tijd heen en weer loopt langs het grote afgebakende terrein van de kleinere grijze wolven.
Nomade heeft ook zorgvuldig de rangorde van de wolven in kaart gebracht.
‘Die twee vormen het alfakoppel,’ legt zij uit. Maar dan merken we dat de ene oudere wolf niet de uitgestotene blijkt te zijn. Maar integendeel diegene die zijn rechten op het vrouwtje laat gelden.
Ooit stonden wij in de winter oog in oog met een drietal wolven. Nomade was zo gefascineerd door de dieren dat zij niet zoals ik de auto weer indook. Maar er integendeel op afging om foto’s te nemen. De wolven bleken eigendom te zijn van een man die in de buurt van de Lac de Warfaaz een restaurant uitbaat. En die er een gewoonte van maakte om zijn dieren in alle vroegte uit hun kooi te laten.
Van het wolvenpark keren we langs de Lac de Warfaaz naar onze woonwagen terug.
‘Vertraag eens Johan,’ zegt Nomade, ‘hoe zou het nog zijn met Wolvenman?’

woensdag 16 april 2014

Overwinteren in Spa

Rodchenko (foto MDB)


Krantenman

Krantenman laat niet vlug in zijn kaarten kijken. De ruimte waarin hij zich beweegt meet naar schatting drie, vier meter in de lengte. Maar zij is hooguit een meter diep. Zodat Krantenman als een marionet enkel van links naar rechts kan bewegen.
‘Dat maakt mij niet uit,’ zegt Krantenman. ‘Ik heb jarenlang in de woestijn geleefd.’ Daarna somt hij de landen op waar hij zijn loopbaan als bodemdeskundige heeft doorgebracht. Hij vertelt over Oman. In dat woestijnland wonen maar twee miljoen mensen. Maar het is vele malen groter dan België. Daar had Krantenman dus ruimte genoeg.
‘Ik heb er ooit een leguaan gezien, zo groot als een konijn,’ zegt hij. ‘Aussi gros comme un lapin.’ We spreken Frans en Nederlands door elkaar. Na zijn studie in Huy als industrieel ingenieur volgde hij een opleiding bodemkunde aan de Universiteit Gent.
De smalle ruimte waarin hij zich beweegt is zo’n typische jaren zestig verbouwing. Eigenlijk niet veel meer dan een vitrine gemaakt van koper. Waarin vroeger pralines werden verkocht. Zo zie ik tenminste de pralinewinkeltjes van Leonidas voor mij in het Brussel uit mijn jeugd.
‘Connaissez-vous un bon boulanger ici dans les environs,’ vraag ik.
‘Ah oui, il faut continuer jusqu’à la dernière route avant la gare,’ antwoordt hij. ‘Il s’appelle Muller.’
‘C’est un nom allemand,’ werp ik op. ‘Ah oui,’ zegt Krantenman, ‘mais de longtemps.’
Zou bakker Muller hier ook al hebben gewoond toen de Duitsers Spa binnenvielen en keizer Wilhelm het kuuroord bezocht ?’ vraag ik mij af.
Vanmorgen meldde ik mijn vriend fier dat ze daar bij Muller nog van dat echt donker Duits brood hebben.

Overwinteren in Spa

Herten in het bos (foto MDB)

Zon

Deze morgen heeft het buiten gevroren. Triomfantelijk toont Nomade mij het drinkbakje van onze hond Luna. Daarin ligt een dunne laag ijs. Op de motorkap van mijn oude Volvo schrijft zij in grote drukletters: ‘Johan op het ijs.’
Nomade maakt zich vrolijk over de koude die ik lijd. Toch houdt zij de goede moed erin.
‘Je verkoudheid Johan, was hier toch in een klap over?’
Het is waar. Toen wij op de Ardense hoogten aankwamen, was ik snipverkouden. Misschien zijn sommige geneesmiddelen op dit principe gebaseerd? Dien aan de patiënt een overdosis toe van datgene waaraan hij lijdt.
‘Ik heb de zon meegebracht,’ zegt H. Met haar bezoeken wij in de winter de Gentse theatervoorstellingen. Zo ook ‘Lenz’ van Piet Arfeuille. De tekstschrijver en de acteurs van Theater Malpertuis slaagden erin de gekwelde figuur Jakob Michael Reinhold Lenz levendig voor te stellen. Na zijn omzwervingen in de bergen komt Lenz terecht bij de vooruitstrevende dominee Oberlin. Wanneer Oberlin naar Zwitserland vertrekt om daar zijn correspondent Lavater te ontmoeten, gaat het mis.
‘En ik, ben ik niet ziek misschien?’ zegt Lenz.
Bij zijn terugkomst vindt Oberlin een totaal ontredderde Lenz terug.
‘Je moet eten,’ zegt Oberlin. ‘Je moet bidden,’ voegt hij er nog aan toe. ‘Zal ik thee voor je zetten?’ Oberlin biedt Lenz zijn liefde aan en kust hem innig op de mond.
Elke morgen trek ik mijn looppak aan en gaat het richting het stadje. In een kleine portemonnee heb ik een euro en veertig cent. Daarmee koop ik de krant De Morgen.
‘Dat begrijp ik niet,’ zegt Nomade, ‘je krijgt de krant thuis en toch koop je hier nog een tweede exemplaar.’
Maar ik houd ervan om mijn eigenste krant te lezen. En elke dag een praatje te slaan met mijn persoonlijke krantenman.

dinsdag 15 april 2014

Overwinteren in Spa

Luna in de woonwagen (foto MDB)


Koude

IJzig koud is het op de hoogvlakten in de Ardennen. Lente. En het kwik meet nul graden. NUL GRADEN. Nomade lacht met mijn kouwelijke ingesteldheid. ‘Wacht maar tot deze winter de sneeuw rond onze woonwagen metershoog ligt,’ zegt zij. Om dit te illustreren duidt ze met haar hand de hoogte aan waar de sneeuw zo ongeveer zal liggen.
‘We zullen rondom onze woonwagen met de schop een weg moeten banen,’ bezweert zij.
Deze morgen werd ik om vijf uur wakker. Of het van de koude was, weet ik niet. Wel weet ik dat ik bedacht dat wanneer je met je oogleden knippert en je wimpers aanvoelen als blokjes ijs in een glas martini, het wel heel erg koud moet zijn.
Ik keek naar buiten. De lucht kleurde bleekroze. Het begin van de dag. Allerhande vogels begonnen als gek te kwetteren. De natuur komt tot leven. Zo ook de mens toen hij nog leefde volgens het ritme van de natuur. Op weg naar Ilmenau, de laatste reis die Goethe maakte, nam de grote Duitse schrijver om vijf uur in de ochtend de postkoets. Ook tijdens zijn reis naar Italië was het telkens vroeg opstaan.
De koude lijkt Nomade niet te deren. Vanmorgen vertrok zij naar de markt. Beladen met allerhande streekproducten, paté, kaas en confituur van Aubel, kwam zij terug. En met haar verhalen natuurlijk.
‘Ik heb verbroederd met een echte Bourgondiër,’ vertelt zij mij. ‘Ik ben al uitgenodigd op het grote feest van paasmaandag hier in de buurt,’ voegt zij er nog aan toe.
Zij heeft ook brood mee uit Sankt-Vith. Het brood met paté en de kaas uit de Hoge Venen smaken uitstekend. Daarbij een biertje gebrouwen in de abdij van Orval.
‘Ik ga met Luna foto’s maken in het bos,’ zegt Nomade, ‘ongelooflijk wat je daar allemaal aan bloemenpracht ziet: bosanemonen, hyacinten enzovoort.’
Ik probeer het vuur in onze woonwagen aan de praat te krijgen. Na enkele vergeefse pogingen lukt het mij uiteindelijk. Waardoor mijn vingers niet meer verkleumd zijn.  

Overwinteren in Spa



Bos in de omgeving van la Source (foto MDB)


Tombe la neige

Bruno is de meest melancholieke figuur die ik ken. Op maandag staat hij niet zoals gewoonlijk in de keuken. Of achter het reusachtige haardvuur dat tegelijk dienst doet als grill. Dan staat Bruno vóór zijn toog in de plaats van erachter. Boven op de toog staan alle biermerken uitgestald die je hier kunt krijgen. De verschillende soorten trappist natuurlijk. Rochefort van 10 graden bijvoorbeeld. Het hemelse vocht dat Bunker indertijd met kleine smakjes op zijn tong proefde. En dat tot zijn afgrijzen door een Hollandse barman in een enkele woeste beweging in een niet eens daartoe bestemd glas voor ons werd uitgeschonken. Dat was na de Gentse Feesten. Toen we naar jaarlijkse gewoonte gingen uitrusten in de Ardennen.
Bobeline is hier een van de meest populaire biersoorten. Het flesje heeft een aardige art nouveau tekening. En het bier is gebrouwen met het bronwater van het stadje.
Toen we gisteren na aankomst volgens traditie gingen souperen in de Source zat Bruno te midden van zijn  vrienden aan een tafeltje voor de toog. Zoals gewoonlijk droeg hij zijn witte kokshemd. Op de grill lagen twee reuzegrote Milanese osso bucco’s.
In de eetzaal weerklonk ‘Ne me quitte pas’ van Jacques Brel. Daarna ‘Paroles, paroles’ van de Egyptisch-Franse zangeres met de donkere stem Dalida.
‘Dat zijn onze cassetjes!’ riep Nomade uit. In onze oude Volvo speelt nog altijd een oude cassetterecorder. Zij het van de derde generatie.
Net als wij houdt Bruno vast aan het Franse chanson uit de jaren zestig, zeventig.
Deze scène zal ik nooit vergeten. We logeren in de Source. Het is winter. Bruno zit zoals gewoonlijk voor zijn toog. Het begint te sneeuwen. Hoe het komt weet ik niet maar plots schalt uit zijn muziekinstallatie Adamo met ‘Tombe la neige’.

Overwinteren in Spa

Uitzicht raam La Source (foto MDB)

Toren

‘Wanderer, kommst du nach Spa…’ is de titel van een kort verhaal van de Duitse schrijver Heinrich Böll. Hij is de auteur van een van mijn lievelingsromans ‘Ansichten eines Clowns’ of ‘Meningen van een clown’. Hierin rekent Hans Schnier, een clown op zijn retour, af met de hypocrisie van de naoorlogse Duitse samenleving. Zijn manager is genoodzaakt hem in alsmaar kleinere zalen te boeken. Hans Schnier logeert in steeds luiziger hotels. En fantaseert hoe de vrouw in de kamer naast hem, slechts van elkaar gescheiden door een dunne plaasteren wand, daar ook alleen ligt.
Onze clown is wanhopig verliefd op Marie. Waarvan ik mij altijd voorstelde dat zij een dun, breekbaar wezen is. Marie is echter op de loop met een of andere kerel. Hiervoor kreeg zij de goedkeuring van een invloedrijke geestelijke. Hans en Marie leefden tenslotte in boelschap. Het verhaal eindigt ermee dat Hans Schnier in het station van Bonn wacht op de terugkeer van Marie en haar echtgenoot. Terug van huwelijksreis in Rome. In het schaaltje dat hij voor zich op de grond heeft neergezet, schikt hij enkele Pfennigstukken en een sigaret.
Ik heb mij altijd afgevraagd wat in godsnaam de grote schrijver Heinrich Böll over het kleine stadje Spa zou weten te vertellen. Tot ik ontdekte dat Spa eigenlijk staat voor Sparta.
Böll schrijft een anti-oorlogsboek en verwijst naar de slag bij de Thermopylen.
‘Wanderer, kommst du nach Sparta, verkündige dorten, du habest uns hier liegen gesehn, wie das Gesetz es befahl.’ ‘Wanneer je naar Sparta reist, voorbijganger, vertel daar dat je ons hier hebt zien liggen. Wij deden wat ons was opgedragen.’
Vandaag zijn we hier met onze woonwagen neergestreken. We laten hem een gans jaar staan.
‘Dan kunnen we in de winter langlaufen en in onze woonwagen slapen,’ zegt Nomade. 
‘En op oudejaar meevieren in de Source,’ antwoord ik.
Ik verlang er al jaren naar om oudejaar in de Source te vieren. De Source ligt midden in de bossen. Vlak onder het veen. Het is een achttiende-eeuws vierkant gebouw dat je ook al op oude gravures terugvindt.
Maar wat de Source zo uniek maakt is Bruno. Hij is de uitbater. Maar laat zich zelden zien. Volgens de overlevering verstopt Bruno zich op oudejaar. Tot net voor middernacht. Wanneer het vuurwerk en de vreugdekreten uit de omliggende dorpen en het kleine stadje Spa zelfs tot in het midden van de bossen zijn doorgedrongen. Dan komt Bruno uit zijn appartement boven in de Source naar beneden. En onthoofdt hij eigenhandig de flessen champagne. Of hij heeft overdag, wanneer de Source nog eenzaam en verlaten is, een toren gebouwd van glazen. Die hij dan om vijf voor middernacht van boven naar beneden vult. Waardoor het heerlijke vocht zich als een waterval verspreidt.