zaterdag 17 september 2016

Tocht aan het einde van de zomer



Poëziealbum onderwijzeres Steintal, Musée Oberlin (foto MDB)
Goethe

Hoe weinig water vloeit er door de bergbeek vlakbij onze vaste kampeerplaats nabij het kleine stadje Spa. Volgens de man met wie ik hier altijd een praatje sla, was het hier de voorbije maand dan ook zeer warm.
‘Même plus que cinquante degrés sur la terrasse,’ zegt hij.
Het bos boven op onze heuvel krijgt langzaam een herfstig uiterlijk. Rode eekhoorns zijn druk doende een wintervoorraad aan te leggen.
En wij? Ach wij hebben deze winter nog zoveel te doen. Zou er een verband bestaan tussen de ‘Werther’ van Goethe en ‘Julie’ van Rousseau? Gisteren las ik in ‘Goethe. Kunstwerk van het leven’ van Safranski hoe de kern van Goethes ‘Werther’ zou bestaan uit Goethes jaloezie ten opzichte van ‘Kätchen’, de dochter van de wijnhandelaar en herbergier Schönkopf. Goethe zag hoe zij in het theater in Leipzig vergezeld was door Ryden, een student uit een van de Baltische staten. Hij stond in de loge achter haar stoel, leunde voorover.
Hierover bericht de jonge Goethe die in Leipzig rechten studeerde aan Behrisch, een huisleraar die omwille van het feit dat hij zijn twaalfjarige pupil, graaf von Lindenau, meenam naar de lusthoven buiten de stad uit zijn functie werd ontslagen.
Goethe schrijft smachtende brieven over het gebeuren. Scherpt een nieuwe pen. Valt bij het schrijven in slaap. Maar concludeert dat er uit zijn liefdesbeklag wel een ‘Werk’ te puren valt.
En dan is er nog Mary Shelleys ‘Frankenstein’. Zijn in het werk sporen terug te vinden van haar verblijf samen met haar man Percy en Lord Byron aan het meer van Genève?
De ‘Confessions’ van Rousseau behoren samen met Goethes ‘Dichtung und Wahrheit’ tot de grootste autobiografieën. Wat ben ik blij dat ik door ons verblijf aan het meer van Genève kennis heb kunnen nemen van het werk van Rousseau!
Maar voorlopig zijn we nog hier. Boven op onze heuvel nabij het kleine stadje Spa. Er zijn de eerste tekenen van de herfst. De winter is nog ver weg.

woensdag 14 september 2016

Tocht aan het einde van de zomer



Eierverzameling Oberlin, musée Oberlin, Waldersbach (foto MDB)

Oberlin

Waldersbach in de Vogezen. Het Steintal. Pfarrer Oberlin kwam uit Straatsburg, sprak Frans en Duits maar helemaal niet het Romaanse dialect of Welsh dat in het afgelegen dal werd gesproken. Zijn hele leven wijdde de dominee zich aan de ontwikkeling van dit arme gebied. Hij introduceerde er nieuwe gewassen zoals de aardappel en landbouwtechnieken zoals de bemesting. Zorgde ervoor dat het dal ontsloten geraakte door de bouw van de ‘pont de la charité’ waaraan hij zelf meewerkte. En ijverde voor de totstandkoming van een huisnijverheid.
Maar vooral was Oberlin, net als Rousseau, een zeer vooruitstrevend pedagoog. In de acht dorpen van het Steintal waarvoor hij instond, zoals Fouday waar zich zijn graftombe bevindt en Waldersbach waar de domineeswoning stond, richtte hij kleine schooltjes op. ‘Strickschulen’ waar de allerkleinsten tijdens het breien door de kleuterjuf avant la lettre werden onderwezen. Zij beschikten over pedagogische hulpmiddelen om de aandacht van de kinderen te krijgen.
Oberlin legde heel wat verzamelingen aan. Van bloemen en planten vooral, net als Rousseau die op L’île de Saint-Pierre de plantengroei in kaart wilde brengen.
Maar ik leerde hem eerder kennen via een van mijn lievelingsschrijvers, de achttiende-eeuwse dichter en toneelauteur J.M.R. Lenz, de liefdesrivaal van Goethe. Die net als Goethe in Sessenheim was en daarna in de voetsporen van de grote schrijver naar Weimar trok. Tot Goethe hem uit het paradijs van de hertog van Sachsen-Weimar verjoeg.
Komt het doordat Lenz te dicht kwam bij Charlotte von Stein, waar ook Goethe een zwak voor had en aan wie Lenz Engelse les gaf? Of is het doordat Lenz op een gemaskerd bal verscheen in de kleuren van de adel? Goethe spreekt enkel van ‘Lenzens Eseley’. ‘Lenz muss gehen,’ was zijn onverbiddelijke conclusie.
Hierna raakte de talentvolle Sturm und Drangdichter helemaal op de dool. Belandde in het jaar 1788 in het Steintal bij Oberlin. En overleed naamloos in Moskou in de sneeuw.

maandag 12 september 2016

Tocht aan het einde van de zomer

Kamer van Rousseau, L'île de Saint-Pierre (foto MDB)


L’île de Saint-Pierre

Le Landeron. Een klein katholiek stadje vlakbij het gereformeerde Neuchâtel. Het kanaal tussen het meer van Neuchâtel en le lac de Bienne vormt de scheidngslijn met het kanton Bern. De krantenvrouw waar ik deze morgen de Basler Zeitung kocht, vertelt mij dat de Franstaligen in Zwitserland een  minderheid vormen. Hier op de grens tussen de twee kantons is de scheidingslijn tussen het Romaanse en het Germaanse deel van Zwitserland sterk voelbaar. Iedereen spreekt er de twee talen maar met welke taal je het beste begint is koffiedik kijken.
Wat een mooi middeleeuws stadje is Le Landeron. Eertijds omringd door moerassen, waardoor de inwoners in de ideale positie verkeerden om tol te heffen. Dat het een rijk stadje was zie je aan de stadspoorten, aan het stadhuis en de rijk versierde fonteinen.
Deze morgen bezochten we L’île de Saint-Pierre. Nadat hij uit Môtiers nabij Neuchâtel was verjaagd, zocht Rousseau in de herfst van het jaar 1765 zijn heil in het enige huis op het eiland, een vroeger klooster. Drie jaar nadat hij omwille van ‘Emile ou de l’éducation’ zowat overal tot persona non grata was verklaard. Nadat ze mij uit hun staat hebben verbannen, zullen de Berners me misschien in hun huis laten, zei Rousseau. De waarheid was anders. Al in oktober van hetzelfde jaar moest hij alweer de vlucht nemen.
Een heilige plaats is de kamer van Rousseau in het vroegere klooster op l’île de Saint-Pierre. Zijn verblijfplaats bestaat uit een iets hoger gelegen slaapkamer met tegelkachel. In de ruimte ernaast een open haard en stenen wasbekken. Beide ruimtes kijken uit op het meer van Bienne. Hier wilde Rousseau zich wijden aan de botanica. Het eiland verdelen in ‘cantons’ en de plantengroei op die wijze volledig in kaart brengen. We zien ook het luik in de vloer van zijn slaapkamer, waardoor Rousseau de vlucht kon nemen voor bezoekers die hem niet welkom waren.
De kamer van Rousseau wordt al snel een literair bedevaartsoord. Een jaar na zijn dood in 1778 bezoekt ook Goethe de plaats. Overal inscripties. Een tijdgenoot van Goethe getuigt dat toen al de wanden vol stonden met graffiti van bezoekers. Misschien was dat niet ongewoon in die tijd. Ook de muren  van de kloosterschool in Calw waar Hermann Hesse en Hölderlin waren, staan vol met namen van vroegere leerlingen.
En hebben we hieraan niet het beroemde gedicht te danken van Goethe ‘Wandrers Nachtlied’ dat hij achterliet in een berghut niet ver van Ilmenau?

zondag 11 september 2016

Tocht aan het einde van de zomer


Kopie gravure Bossey (foto MDB)
Frankenstein

Zonsopgang boven de Mont Salève. Hier ontdekt Rousseau voor het eerst de schoonheid van de natuur. Op tienjarige leeftijd wordt hij samen met zijn neef ondergebracht bij de dominee van het kleine dorpje Bossey.
Hoe mooi is dit dorpje tegen de flank van de berg. Een kleine kerk. Grafstenen tegen de vroegere kerkhofmuur. Een linde. Naast het kerkje een oude woning waarvan het dak is afgeknot. Groene luiken. De vroegere domineewoning waar Rousseau onderricht kreeg is verdwenen. Samen met de notelaar die de dominee plantte. Twee jaar verblijft Rousseau hier. Nog dertig jaar later zou hij zich zijn verblijf in Bossey herinneren als een gelukkige tijd.
‘Les plantes semblent avoir été semées avec profusion sur la terre comme les étoiles dans le ciel, pour inviter l’homme par l’attrait du plaisir et de la curiosité à l’étude de la nature,’ schrijft hij in ‘Rêveries’.
De zomer van het jaar 1816 was eigenlijk geen zomer. Hevige regenbuien. Mary en Percy Shelley verblijven in een villa aan het meer van Genève. Net als Lord Byron die zijn intrek neemt in villa Diodati.
Het weer is zo slecht dat de dichters ’s avonds bij het haardvuur besluiten om onderling een schrijfwedstrijd te  organiseren.
‘Let’s write a ghost story.’
Onder de invloed van de nieuwste ontwikkelingen in wetenschap en techniek zoals die met elektriciteit schrijft Mary Shelley haar beroemde roman ‘Frankenstein’.
Het was een tijd waarin met elektriciteit werd geëxperimenteerd op lijken die zo weer tot leven leken te komen. Mary Shelley zou nog datzelfde jaar haar roman afwerken in Schotland.
Vlakbij villa Diodati in de Fondation Martin Bodmer is een tentoonstelling genaamd ‘Frankenstein’. We zien er eerste drukken van Goethes ‘Werther’ en van Rousseau’s ‘Rêveries’. Net als nog andere literaire werken slingeren ze in het verhaal rond bijdokter Frankenstein.
We kijken uit over het meer van Genève vanaf villa Diodita. Wat een rust straalt het wateroppervlak uit. Kleine zeilbootjes lijken stil te staan. In de verte aan de overkant van het meer de bergen.
Lord Byron vaart over het meer op zoek naar de plekken die Rousseau beschrijft in ‘Héloise’. Hij die zo veel omzwervingen heeft gemaakt, overschouwt de stille schoonheid van het meer in ‘Childe Harold’s Pilgrimage’:
‘Glad, helder Lac Léman! U laat mij weten,
Ver van de wereld die mij heeft bekoord,
Dat ik haar troebel water moet vergeten
Voor purer bronnen in dit vredig oord.’

vrijdag 9 september 2016

Tocht aan het einde van de zomer

Fragment portret Rousseau, Espace Rousseau Genève (foto MDB)


Genève

Neydens aan de voet van de Mont Salève. Boven op de dertienhonderd meter hoge berg staat een burcht. De Mont Salève lijkt door zijn terrasvormige structuur en de verticale rotspartijen op de gorges die je ook in de Alpes-de-Haute-Provence aantreft. Aan de overkant van het dal ligt de Jura. Daartussen het meer van Genève. Vanaf het kleine slaperige dorpje kun je het meer zien.
Vandaag bezochten we de stad Genève. Wat een openheid biedt de stad aan de Rhône. Le Monument de la Réformation. Streng kijkt Calvijn. Helemaal anders dan Rousseau met zijn dromerige ogen en zachte blik op het portret van Maurice Quentin de la Tour. Rousseau, citoyen de Genève, die wegens het verschijnen van ‘Emile ou de l’éducation’ uit zijn geboortestad wordt verbannen. De uitgaven van het werk worden overigens openbaar verbrand.
Tragisch is de levensloop van Rousseau. Met succes overladen na ’Julie, ou la nouvelle Héloise’, waarin hij zich een voorloper toont van ondermeer Lord Byron en andere romantici en de natuur rond het meer van Genève bejubelt. Ook uit zijn  geliefde L’île Saint-Pierre in het meer van Neuchâtel zal hij worden verjaagd.
Op het einde van zijn leven schrijft Rousseau ‘Les rêveries du promeneur solitaire’. De ‘première promenade’ begint met de woorden: ‘Me voici donc seul sur la terre, n’ayant plus de frère, de prochain, d’ami, de société que moi-même’.
Heel wat vijanden heeft de schrijver gekend. Voltaire onder andere, die hem zijn hele leven bekampt. Misschien was de gelukkigste periode wel die met de tien jaar oudere Madame de Warens, die tegelijk zijn minnares was en die zijn kort na de geboorte gestorven moeder verving.
Over die periode en over het katholicisme waartoe hij zich bekeerde, schrijft Rousseau in zijn ‘Rêveries’: ‘Les instructions, les exemples de Mme de Warens m’affermirent dans cet attachement. La solitude champêtre où j’ai passé la fleur de ma jeunesse, l’étude des bons livres à laquelle je me livrai tout entier, renforcèrent auprès d’elle mes dispositions naturelles aux sentiments affectueux.’