dinsdag 28 mei 2013

A sentimental journey

Reisweg van Annot naar Saintes-Maries-de-la-Mer
Hoe loopt een reisdagboek ten einde? Het kan op een tragische manier. Zoals in het geval van Laurence Sterne. De Angelsaksische predikant die zijn reis begint in Calais en verder trekt naar Parijs. In den beginne komt hij een bedelmonnik tegen.
‘In de plaats van te bedelen zou je er beter aan doen te werken. En het geld dat je verdient uit te delen aan de armen,’
zegt hij.
Sterne reist met de koets. Onderweg laat hij zijn oog vallen op een alleen reizende dame. Als bij toeval komt hij haar tegen in Parijs. Het boek heeft als titel: “A sentimental journey through France and Italy.”
Maar Sterne heeft zijn boek nooit kunnen voltooien. Dat komt doordat hij tijdens zijn tocht overlijdt.
Vandaag onophoudend regen. Na een maand buitenleven werden wij genoodzaakt in onze woonwagen te eten. Waardoor onze hond Luna mee aan tafel zat.
Het deed mij denken aan een verhaal dat ik las in de Franse krant Libération. Het verhaal werd in boekvorm uitgebracht door de dochter van de bekende dichter en zanger Léo Ferré. Samen met zijn vrouw hield Ferré er een heuse zoo op na. Talloze honden en katten natuurlijk. Maar ook apen die door een dierentuin werden verwaarloosd vonden asiel in de Ark van Ferré.
Als overtuigd anarchist weigerde Ferré echter om zich als een leider in zijn menagerie te bewegen.
Toen zijn lievelingsdier, een chimpansee, die Ferré en zijn vrouw met de papfles hadden grootgebracht, volwassen was geworden, werd het dier onhandelbaar. Afhankelijk van zijn humeur werd je als bezoeker ofwel agressief benaderd of met heel veel liefde bejegend. Zoals de vrouw van le préfet die de chimpansee volledig uitkleedde en met wiens bh hij vrolijk aan de haal ging.
‘Papa n’est pas content,’ zei Ferré tegen de chimpansee toen deze met een baby verdween  en ermee op een dak was beland.
Op een bepaald ogenblik trok Ferré weg uit zijn kasteel in de Lot. Het was zelfs voor hem genoeg geweest.
Onze eigen sentimental journey loopt ten einde. We vertoeven in de Provence. De streek van Van Gogh. Ik tik aan de voet van de Mont Ventoux. En jij Nomade. Jij kijkt naar de film van de Nederlands-Australische cineast Paul Cox. De film heet simpelweg Vincent. En jij speelde erin mee. Als een van de vrouwen van de gekwelde schilder. De enige vrouw bij wie Vincent Van Gogh liefde en troost vond.

Een beeldverhaal 21-27 mei









































maandag 27 mei 2013

De kersenboom


Kersenboom Vaison-la-Romaine
De eindeloze vlakte van de Camargue. Wilde paarden. Een kudde zwarte stieren. Ze liggen vredig in het gras. Je ziet alleen hun gekromde horens.
We rijden opnieuw naar het gebergte. De Provence.
‘In de beschutting van de heuvels voel ik mij thuis,’ zeg je Nomade.
In de verte ligt de Mont Ventoux. Wat een indrukwekkende berg. Vanaf de top stroomt het water in de vlakte. In 1992 trad de Ouvèze uit haar oevers. De Pont Romain in Vaison-la-Romaine was ondergestroomd.
Onze woonwagen staat onder een kersenboom. Le temps des cerises. Het is het lied van de Commune van Parijs. En het lijflied van de overleden schilder Wilchar. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stichtte hij brand in een gemeentehuis. Als daad van verzet. Op die manier wilde hij de naziebezetter de toegang beletten tot de gegevens van de burgerlijke stand. Het leverde Wilchar een verblijf op in het kamp van Breendonk. Daar maakte hij een aangrijpende reeks tekeningen.
Je bent een kind van de natuur, Nomade.
Bij aankomst klimt zij in de kersenboom. Ik denk aan Tsjechov.
‘Wanneer rijpen bij ons de kersen?’ vraag ik.
‘Later,’ antwoord je, ‘veel later.’

zondag 26 mei 2013

Abrivado!

Lâcher de taureaux Saintes-Maries-de-la-Mer

‘Ik ben met paarden opgegroeid,’ zeg je Nomade.
Een rode container. Daar bovenop een gardian met de typische lange piek. Je hoort het snuiven van de stieren. Geloei. Het klinkt angstaanjagend.
‘Je voelt de adrenaline stijgen,’ zegt Nomade.
Af en toe prikt de gardian met de driepuntige piek door de open container. Voor de container staat een grote groep ruiters klaar. Zij zitten hoog op hun witte Camarguepaarden. Op het hoofd de lederen hoed die hen moet beschermen tegen de zon. De hoed verhoogt hun karakter van stoere gardian.
De vier zwarte stieren met hun gekromde horens bonken tegen de deur van de rood geverfde container. Ik vermoed dat zij door de gardian boven op de container in de juiste richting worden gedreven.
Daar gaan de deuren open! De geur van opgefokte dieren. Het zweet als witte sneeuwvlokken, schrijft Lorca in zijn Klaagzang voor Ignacio Sanchez Mejías. Waar zijn de zwarte stieren? De gardians houden ze veilig in hun midden. Met hun witte paarden vormen zij een ondoordringbaar cordon. Met hun schoften beuken de jonge stieren tegen elkaar aan. Zij proberen door de flanken van de witte Camarguepaarden te breken. Maar onherroepelijk nadert de stoet les Arènes.
Bij het zien van de arena gaan de ruiters over in galop. Achter de stoet lopen jongeren. Zij proberen bij de stieren te komen. Het loslaten van de stieren heet hier abrivado.
Mensen vatten post boven op de arena. In afwachting van wat deze namiddag te gebeuren staat.

               

De ziel van de reiziger

Beeld van de heilige Sara Saintes-Maries-de-la-Mer

Saintes-Maries-de-la Mer.
‘Het stadje draagt de naam van twee heilige Maria’s,’ leer je mij Nomade.
We komen er net op tijd aan voor de processie van de heilige Sara die de twee Maria’s afkomstig uit Palestina naar hier vergezelde.
Het beeld van de zwarte madonna wordt op de schouders door de straten van het stadje gedragen. Zelf gemaakte vaandels. Groepen donker gekleurde reizigers. De stoet wordt voorafgegaan door gardians. Zij zitten hoog op de witte paarden uit de Camargue. En dragen een lange stok met daaraan een  smeedijzeren driepuntige piek.
Drommen mensen in veelkleurige gewaden. Roma uit de hele wereld komen naar dit religieuze festival afgezakt. Wachtende toeschouwers drinken champagne. Voor hen is dit het hoogtepunt van het jaar. Zij beginnen gitaar te spelen. Flamenco. De vrouwen zitten aan de andere kant van de lange tafel. De zanger nodigt een van de vrouwen uit om te dansen.
Ik waan mij in de film Vengo. Of “Ik kom”. De film gaat over een man die elke avond treurt aan het graf van zijn gestorven dochter. Hij is de leider van een clan die in bloedvete leeft met een andere familie. De wraak is aangekondigd. En wordt begeleid door de tragische flamenco. Los niños de Jerez.
Na de religieuze plechtigheden stroomt het kleine stadje vol. Overal hoor je muziek. Een Balkanfanfare.
‘Zij fleuren op wanneer ze in hun repertoire hun eigen muziek inlassen,’ zeg je Nomade.
‘Nomade en jij zijn eindelijk aangekomen,’
bericht mijn vriend, de heer B.
Het is waar. Tussen deze vrolijk gestemde zuiderse figuren in hun kleurrijke gewaden voelen wij ons thuis.
Ah, Nomade, de ziel van de reiziger. Het rusteloze op zoek gaan. Steeds verder trekken. Gedreven door een nooit aflatende nieuwsgierigheid naar de natuur en de mensenwereld. 

woensdag 22 mei 2013

Peyresq een ketters dorp in de Haute Provence

Distel Peyresq

‘Le loup, il est là,’ zegt de jonge herder terwijl hij naar boven wijst, ‘il t’ a vu passer.’
Hij schuilt voor het onweer in de bergen.
‘Vous étiez dedans?’ vraagt hij nog. ‘Lorsqu’on est vraiment dedans ,c’est très dangereux.’
De herder ziet er niet eens zo oud uit. Toch is hij getekend door het harde leven in de natuur.
‘J’ai laissé les moutons avec les chiens,’ zegt hij.
‘Les chiens peuvent-ils défendre les moutons?’ vraag ik.
‘Ah pour ça il faut beaucoup de chiens. Au mois de novembre j’ai été attaqué par le loup,’ voegt hij er nog aan toe, ‘ici ils sont quinze.’
Het valt mij op dat wanneer de jonge herder over wolven spreekt, hij het heeft over de wolf. Alsof hij ermee heeft leren te leven. De wolf een vertrouwd deel uitmaakt van zijn universum.
De herder doet mij denken aan Pierre Maury, een van de mooist beschreven figuren uit de Nouvelle Histoire. Door de grote meester Emmanuel Leroy-Ladurie: Montaillou, een ketters dorp in de Pyreneeën 1294-1324.
Samen met heel wat andere dorpelingen werd de herder Maury door de bisschop van Pamiers, de latere paus Benedictus XII, veroordeeld wegens ketterij. Hun verhoren in het bisschoppelijke paleis van Pamiers werden minutieus opgetekend.
 Montaillou was een van de laatste haarden van het katharisme, dat als een bedreiging voor de macht van de kerk werd gezien. En daarom met wortel en tak moest worden uitgeroeid.
Maar een keer hoog in de bergen, kon de zachtmoedige herder Maury de dubbele kruisen, als teken van ketterij, wegwerpen. Niemand die het zou merken.
Herder zijn behoorde in de middeleeuwen samen met houthakken tot de gevaarlijkste beroepen. Er was de trek van de winterweiden in Spanje naar de zomerweiden. Over de Pyreneeën. Op de passen vroor je dood.
Het waren de herders die de gevaarlijke gedachten van het katharisme verspreidden. Zij kwamen in elk dorp langs. Hadden overal hun liefje.
Vandaag waren Nomade en ik hoog in de bergen. We vertrokken vanuit Peyresq, het hoogst gelegen bergdorp in Frankrijk dat nog permanent wordt bewoond: 1558 m. Zij het door nog slechts twee koppels.
Lang geleden waren we hier samen met onze zoon. Hier zette hij zijn eerste pasjes.
In zekere zin is Peyresq vandaag ook een ketters dorp. In de jaren vijftig was het dorp in de Alpes de Haute Provence nagenoeg verlaten. Toen zijn enkele Brusselse idealisten begonnen met de heropbouw. Vooral uit vrijzinnige hoek. De Université Libre de Bruxelles. Inspiratie vonden ze bij de zestiende-eeuwse humanist Fabri de Peiresc. Ook Sint-Lucas had hier een huis: “Wij Sint-Lucas”. Er werden summer schools georganiseerd.
Maar net zoals Sisyphus is de mens ertoe veroordeeld telkens opnieuw te beginnen. Het idealisme is verdwenen.
‘Les Belges nous emmerdent,’ zegt een van de laatste vier bewoners.
‘Ken je dat boek van Simone de Beauvoir?’ vraag je mij, Nomade.
‘Het gaat over een man die het eeuwige leven bezit. In het begin was hij hier ontzettend blij mee. Tot hij ontdekte dat de mens steeds weer dezelfde fouten maakt. Dan werd de onsterfelijkheid voor hem een bron van grote kwelling.’