donderdag 30 juni 2016

Tocht aan het begin van de zomer

Portret kerkhof Boden, Oostenrijk (foto MDB)


Boden

Aankomst in Boden, das kleine Dorf für die grosse Erholung. Sonnige Lage wordt er nog aan toegevoegd. Alhoewel het hier volgens Nomade meer dan gewoon regent en het Lechtaler dorp dus helemaal geen sonnige Lage heeft, zelfs aan de regenkant van de berg zou liggen.
Desondanks heeft hotel Bergheimat een klein openluchtzwembad in een typische jaren zestig vorm. Alles in het hotel ademt die tijd. Een van de obers vertelt hoe hij veertig jaar geleden uit Joegoslavië naar dit gebied is gekomen. In de winter op zoek naar werk. Nu onderhoudt hij de twee kleine zwembaden. Want naast het Freibad is er onder in het hotel ook een Hallenbad. Omdat het zo klein is , werd tegen de betonnen wand een zeezicht geschilderd tussen twee bergen. Om in het Freibad af te dalen kun je gebruik maken van twee roodgeverfde ijzeren trapladdertjes.
Ach Boden, hoe vaak ben je niet in mijn dromen opgedoken sinds ik hier voor het eerst kwam in het jaar 1968 samen met een groep Kajotsters. Waarvan een meisje in bed onbedaarlijk huilde omdat ze meer dan duizend kilometer verwijderd was van haar geliefde.
Het kerkje waar mijn vader orgel speelde. Hiervoor waren twee volwassen mannen druk in de weer met touwen om een soort blaasbalg in werking te laten treden. Een activiteit die ze mogelijk als kind hadden beoefend.
’s Avonds worden op het kerkhof rond het kerkje kaarsjes aangestoken. Ik ontmoet Otto die hier zoveel jaren Gasthof Edelweiss uitbaatte. Hij is oud geworden maar straalt nog altijd dezelfde rust uit als toen. Ik vertel hem hoe ik mij herinner dat zijn vader altijd rondliep met een zwarte muts op. Alleen ’s zondags draaide hij de muts om en was ze rood. ‘Die Berge von unten, die Kirchen von aussen und die Kneipen von innen,’ was zijn motto.
‘Die Zeit vergeht,’ zegt iedereen hier wanneer ik een praatje sla.
Langzaam maar zeker valt de nacht over de bergen. Donkere wolken pakken zich rond de toppen samen. Straks is enkel nog het oorverdovende geraas van de bergbeek hoorbaar.

dinsdag 28 juni 2016

Tocht aan het begin van de zomer


Tocht in het Arlberggebied (foto MDB)

Schwabenkinderen

Als een zilveren lint strekt de bergketen die het Lechtal scheidt van het Stanzertal zich voor mij uit. De toppen dragen unheimliche namen zoals Wetterspitze of Parseierspitze.
Vandaag gingen we met de kabellift omhoog. Niet zo gezellig wanneer je benen metershoog boven de begane grond hangen te bengelen. Wat was het boven ineens veel kouder. Sneeuwvlekken. We stappen in de richting van de kam. Zouden we onze blikken naar het Lechtal kunnen richten? Maar zonder skistokken dienen we onze poging om in het andere dal te kijken al vlug op te geven. Het zou waanzin zijn om de steile sneeuwvlaktes zonder enige beveiliging over te steken.
Ik heb plezier in het stappen. Net zoals Werner Herzog wanneer hij zijn tocht ondernam van München naar Parijs. Het stappen geeft een kadans en maakt de gedachten vrij. Wagner ondernam in de omgeving van Zürich vele bergtochten. In het gezelschap van een gids stak hij gletsjers over. Sommige van zijn muzikale motieven zouden tijdens het stappen in de bergen zijn ontstaan.
De natuur is overweldigend. En wat een bloemenpracht! Alpenrosen en Enzian. In tegenstelling met een kleinere soort diepblauwe bloem is de Enzian solitair. Je ziet ze zelden met meer dan twee dicht bij elkaar. Ik denk aan de blauwe bloem in ‘Heinrich von Ofterdingen’ van Novalis. In de verte zie ik Nomade, gehuld in de gele regenkledij die ze aantrok toen we hier boven aankwamen.
Voor de komst van het toerisme was Tirol een arm gebied. In sommige dalen waren de families zo arm dat ze hun kinderen moesten uitsturen naar verre streken. De Schwabenkinderen deden er tot acht dagen over om in Ravensburg te geraken. Daar was een soort kindermarkt. Met honderden trokken ze in de maand maart over de Arlberg. Van het vier meter hoge beeld in Sankt Christoph namen ze voor onderweg een splinter mee tegen de heimwee. Het verblijf in de voor hen onbekende streken duurde immers van maart tot in de maand oktober of november.
In zijn ‘Gesprekken met Goethe’ vertelt Eckermann hoe in de woning van Goethe aan de Frauenplan in Weimar Tirolers optreden. Vermoedelijk ging het hier om rondreizende zangers en dansers.
Langzaam valt de nacht over de bergen. Maar daarvoor kleurde het avondrood nog de toppen. Straks is alleen nog het ruisen van de bergbeek hoorbaar.

maandag 27 juni 2016

Tocht aan het begin van de zomer



Villa Wesendonck, Zürich (foto MDB)
Wagner

Zacht daalt het avondlicht over de Reuss, de snel stromende rivier langs onze kampeerplaats. Het water is helder groen, een teken dat het boven de bergen opgehouden heeft met regenen. De oever van de bergstroom heeft nu een heel andere aanblik. In het zand staan voetsporen.
Rondom mij dwarrelen steeds meer muggen. Ze nopen mij ertoe om een kaars aan te steken.
Vandaag bezochten wij in Zürich Villa Wesendonck. Na de troebelen in 1849 in Dresden vond Richard Wagner in Zürich asiel. Het fabrikantenpaar Otto en Mathilde Wesendonck ondersteunde de romantische musicus.
Wat een rust straalt de klassieke architectuur samen met de zacht grijze kleur uit. Aan de achterzijde die uitkijkt over een heuvelachtige tuin staan overal beelden. Sfinxen en klassieke hoofden die allerlei gezichtsuitdrukkingen vertonen. Onder het huis een namaakgrot met druipstenen.
De ingang van de woning overweldigt mij. ‘Salve’ lees ik bij het binnenkomen. Zoals onderaan de trap van het Goethehaus aan de Frauenplan in Weimar. ‘Welch eine wunderliche Farbe,’ zeg ik tegen het meisje dat naar mijn ingangsticket vraagt, ‘ganz und gar orange.’ De oranje kleur van de ingang is overal aanwezig, in het marmer en zelfs in het hout van de deuren. De kleur wordt nog versterkt door twee Boeddhabeelden die recht tegenover elkaar zijn geplaatst. Op het ene beeld restanten van goud.
Voor Wagner kocht Otto Wesendonck een naast de woning gelegen Fachwerkhaus, de latere Villa Schönberg. Vandaar kon Wagner Mathilde op het balkon zien verschijnen.
Tussen Wagner en de jonge Mathilde Wesendonck ontwikkelde zich een sterk sensueel verlangen. Met Mathilde als muze schreef Wagner aan ‘Tristan und Isolde’. Toen Mathilde aan haar man bekende dat zij zonder Wagner niet meer kon leven, opende hij het balkon. ‘Wanneer je zonder Wagner niet meer kunt leven, spring dan maar uit het venster,’ antwoordde Otto.
Na een door zijn vrouw Minna onderschepte brief van Wagner aan Mathilde diende de componist Villa Wesendonck en daarmee Zürich te verlaten.


Tocht aan het begin van de zomer



Affiche dada, Zürich (foto MDB)

Lavater

Het regent onophoudelijk. Gelukkig staat onze caravan niet in het overstromingsgebied van de camping. Want dat is hier wel degelijk. Net zoals er zones zijn voor kampeerders met en zonder hond. Vorige week was de Reuss, de rivier waaraan onze kampeerplaats ligt, buiten zijn oevers getreden. Het natuurgebied dat zich hier wat verder uitstrekt en waar je wilde zwanen en ooievaars kunt spotten, is eigenlijk het natuurlijke overstromingsgebied van de nu woest kolkende rivier. Gisteren zag de rivier in de plaats van helder groen, donker bruin. Dat betekent dat het in de bergen al aan het regenen ging.
Op zijn tocht van München naar Parijs levert Werner Herzog vooral een gevecht met de elementen. Sneeuw en ijs teisteren hem. Een sneeuwstorm noopt hem ertoe te schuilen in een aftands bushokje. Het ergste is de horizontale sneeuw. Overnachten doet hij in vakantiewoningen die hij kraakt. Daar ontdekt hij een kalender van november, wat hem doet besluiten dat de bewoners er nog niet zo heel lang geleden verbleven. Een achter gelaten spel kaarten. Een Playmate. Langzamerhand neemt de modder bezit van hem waardoor hij steeds meer op de Wildeman gaat gelijken.
Vandaag bezochten we Zürich, de stad waar in 1916 Hugo Ball de dadabeweging in het leven riep. Op de hoek van de Münster- en de Spiegelgasse treden we het Cabaret Voltaire binnen, de zetel van het dadaïsme. In het café een reuze borstbeeld van de Franse verlichtingsfilosoof. In de kelder kunnen performances worden gehouden. De muren zijn behangen met kranten en foto’s van Hugo Ball en Emmy Hennings.
Maar meer nog ben ik ontroerd door het huis in de Spiegelgasse waar Johann Caspar Lavater leefde. Door de brede toegangspoort kwam hier Goethe over de vloer. Later ook Pfarrer Oberlin. Wanneer Oberlin aan de Duitse dichter Jakob Michael Reinhold Lenz meedeelt dat hij voor enkele dagen op reis gaat om de zieke Lavater te bezoeken, antwoordt Lenz: ‘En ik, ben ik niet ziek misschien?’.
Rondom de Spiegelgasse vind je nu de artistieke scene. Hier schreef Georg Büchner Danton en Woyzeck. Lenin verbleef hier enige tijd.
Langs de rivier de Reuss in de verte de bergen van Luzern, de stad waar Wagner leefde. Ik denk aan de prachtige filmaffiche van Ludwig, waarover de weemoed hangt van het berglandschap bij avond. Ludwig II von Bayern, vriend en mecenas van Richard Wagner.
Het blijft maar regenen. Stilaan hangt onze caravan vol met natte kleren en verandert zo in een woonwagen van rondtrekkende reizigers.