zaterdag 25 augustus 2018

Zomerverhalen


Vervallen glorie

Schrijven zonder naar buiten te kijken, lukt mij niet. Ik heb het spel van de daken nodig. Het uitzicht op de barokke kerk die tijdens bombardementen geen millimeter week. De wolken die langzaam voorbijdrijven. De esdoorn in onze tuin waarvan de bladeren zwaar gehavend uit de lange hete zomer zijn gekomen en die bij avond reiken naar het late zonlicht.
’s Avonds overvalt mij soms de weemoed. Of is het de melancholie. Voor de grote Turkse schrijver Orhan Pamuk is weemoed een gevoel dat uitgaat van het landschap en de straten van de stad Istanbul, als getuige van de vervallen glorie van het Ottomaanse rijk. Op een bepaald ogenblik trad het verval zo snel in dat in kranten verontwaardigd werd gereageerd op winkeliers die begerig kranen van fonteinen en het lood afkomstig van de dakbedekking van moskeeën opkochten.
Melancholie daarentegen is volgens Pamuk een individueel gevoel. Het gevoel durft mij wel eens te overvallen na het middageten. Dan komt de namiddagduivel opzetten. Een beproefde remedie hiertegen is mij te verdiepen in oude stripverhalen, waarvan ik mij nog haarfijn weet te herinneren waar en wanneer ik ze heb gelezen.
Ondanks de bewering van Pamuk houd ik het bij het mooie woord weemoed. Bij avond is het gevoel te bedwingen door een lichte maaltijd. Een glas Griekse wijn die smaakt naar hars is ook een remedie. Zolang je maar niet met de weemoed opstaat valt het nog mee, bedenk ik.

dinsdag 14 augustus 2018

Zomerverhalen


Weemoed

Ik stapte in mijn auto. Zette de muziek op en toen overviel mij als een golfslag de weemoed. De muziek was van de Turkse zanger Zülfü Livaneli en het lied dat mij in vervoering bracht Karlı Kayın Ormanında of In een besneeuwd beukenbos. Op tekst van mijn lievelingsdichter Nâzım Hikmet, om wie ik de Turkse taal ben beginnen te studeren.
Ik bevond mij in het midden van de Ardense bossen, reed met mijn auto over glooiende hellingen omzoomd door dennen en liet de muziek en tekst op mij inwerken.
In een besneeuwd beukenbos loop ik ’s nachts verder. Ik voel mij angstig. Reik mij je hand. Waar is je hand?
Waarom houden Turkse mensen zo vast aan hun dubbele nationaliteit, vroeg iemand zich af.
Omwille van de weemoed, antwoordde ik. Ikzelf ben pas een klein decennium bezig met de studie van de Turkse taal en literatuur en toch overvalt mij reeds dat diep gewortelde gevoel van weemoed, dat zo eigen is aan de Turkse poëzie en muziek.
Mijn vaderland, de sterren of mijn jeugd, wat is het verste van mij verwijderd?