maandag 30 juli 2018

Zomerverhalen


Walvis

Het verlangen, zei Captain Pete. Hij sprak de woorden met zoveel nadruk uit dat ik ze nu nog voel. Dat is het kenmerk van een grote liefde. Je legt er duizenden kilometers voor af.
Ik diste het verhaal op hoe ik heel Duitsland doorkruiste op weg naar mijn geliefde. Al liftend. In drie dagen. Zij bevond zich aan het IJzeren Gordijn. Was gehuisvest in een studentenhome waar haar een minuscule kamer was toebedeeld. Om de eenzaamheid te verdrijven had zij een radiootje gekocht bedoeld om te monteren op het stuur van een fiets. En er was de filter met het koffierestant waaruit zij troost had geput.
De hitte is zo groot dat ik soms niet meer weet waar ik mij bevind. De paden waar wij met onze hond Luna wandelen zijn ineens onherkenbaar geworden. In mijn fantasie is een tak het gewei van een hert.
Verkoeling vind ik in de vijver waar ook meerkoeten rondzwemmen. Eén te worden met het water. Het oerelement. Jonas wordt opgeslokt door een walvis. Moeten wij dat niet als een mooi beeld beschouwen? De walvis beschermt Jonas die in zee wordt geworpen tijdens een storm. De andere opvarenden beschouwen hem immers als de oorzaak van het ontij. 
Ik kijk naar het geraamte van de jonge vinvis die in de haven is aangetroffen. Wat een zuiverheid vertoont het gebeente. De laatste grote walvis.

zaterdag 21 juli 2018

Zomerverhalen


Gewijde nacht

Meneer rook jij wiet, vroeg het meisje, terwijl ik mij langzamerhand verwijderde. Elke avond bij zonsondergang wandel ik met ons hondje Luna in het park. Soms stel ik mij daarbij voor dat ik ben zoals Thomas Mann in Herr und Hund. Een boekje dat ons destijds als verplichte lectuur werd voorgeschoteld en waarmee je perfect de wandeling kon uittekenen die de hondenbezitter dagelijks maakt. In mijn herinnering is de hond van Thomas Mann een Duitse herdershond terwijl ons hondje een kruising inhoudt van een Engelse schapendrijver en een terriër.
Eerst keek het groepje mij enigszins wantrouwig aan. Maar toen ik hen begroette met masā’ al-khayr, goedenavond, veranderde hun houding. Waar komen jullie vandaan, vroeg ik. Uit België was het evidente antwoord. Ik probeerde het nog eens. Welke taal spreken jullie dan onderling? Nederlands. Zij is Iraanse, zei een van de jongens. Wij spreken Arabisch en hij is Slovaaks. De jongeren krulden bijna van het lachen met mijn kennis van het Fus·ha. Ben jij gelovig meneer, vroeg de jongen uit Slovakije.
Ik maakte nog een rondje met ons hondje Luna. Mij afvragend of ik opnieuw langs het groepje jongeren zou passeren. Ze lachten. Maƹa s-salāma, zei ik. Tot ziens. De blik en de glimlach van de jongen met zijn bril opzij van het groepje, zal ik niet vergeten.
Ik dacht aan de jongeman die ik lang geleden ontmoette in de Haute-Provence. We spraken over boeken. Je moet zeker eens Tahar Ben Jelloun lezen, zei de jongen toen. La nuit sacrée. Il faut penser à la nuit, voegde hij er nog aan toe. De titel van het boek ben ik sinds deze ontmoeting hoog in de bergen van het zuiden van Frankrijk niet meer vergeten. En ik las van de grote Marokkaanse schrijver die de Prix Goncourt won niet alleen Gewijde nacht maar ook Zoon van haar vader.
De lach en de open blik van de jongen met de bril in het park tijdens de wandeling met ons hondje Luna waren beide een teken van herkenning.

zondag 15 juli 2018

Zomerverhalen


Toverkunst

Waarom roept een zomerse rittenwedstrijd als de Ronde van Frankrijk telkens weer de melancholie in mij wakker? Is het dat wat mijn meest geliefde tovenares bedoelde toen ze onlangs mijn toekomst voorspelde?

Het werd avond toen zij mijn kopje Turkse koffie omkeerde. Ik diende vooreerst lang te wachten tot het koffiegruis dat zich op de bodem bevond tekeningen had gemaakt tegen de rand van het kopje.
Ik zie een grote letter A, zei de tovenares, komende van de Egeïsche zee. En stenen, grote stenen. Daar kom jij moeiteloos overheen. Maar ik zie ook een kleine kiezel, vervolgde zij. Daar heb je het veel moeilijker mee.

De melancholie. Als kind was er de dood van de Britse renner Tom Simpson. Maar ik zie nog steeds mijn grootvader, met de mond open naar adem happend. Het is zomer. Op de televisie speelt de Ronde Van Frankrijk. Mijn grootmoeder trekt het gordijn open, waarachter zich het plooibed bevond dat zij elke avond weer dienden uit te vouwen. Mijn grootvader die om in en uit het bed te geraken over mijn grootmoeder heen diende te klauteren. Het leek wel alsof het magere bed tegen de muur was aangebouwd.

Of komt de melancholie voort uit de verloren tijd wanneer ik een namiddag spendeer aan het bekijken van een bergrit. De schaduwen die op het einde van de rit over het asfalt van de bergflanken vallen? Teken dat de zomer over zijn hoogtepunt heen is en weldra het herfsttij komt?
Waarom sterven zoveel mensen in de zomer. En is de Ronde van Frankrijk de laatste strohalm waaraan zij zich vastklampen. Zal dit ook mijn lot zijn. En is elke Ronde een stap dichter bij de dood?

De avond was gevallen wanneer ik van de tovenares afscheid nam. Hoed u voor de vrouwen die op de knopen blazen, lees ik. Waarom noem je mij de zwarte madam, vraagt zij. Ik leg haar uit dat het een benaming is voor vrouwen die aan zwarte magie doen. Afwisselend keek zij in het kopje en richtte daarna haar blik naar mij. Toverkunst is iets wat bijblijft.