vrijdag 13 maart 2015

Overwinteren in Spa

Hôtel du Mal Aimé, verblijfplaats Apollinaire Stavelot (foto MDB)


Apollinaire

Op weg naar Stavelot. We komen voorbij de Fagne de Malchamps. De naam Malchamps of slechte velden verwijst naar het veengebied dat onbruikbaar is voor de landbouw. Bovendien vertelt de legende dat hier de doden rechtop werden begraven. En dat de grasbulten niets minder zijn dan de hoofden van de overledenen.
In Stavelot staat alles in het teken van de wolf. De perron of het vrijheidsmonument op de markt in het centrum van het stadje, vertoont aan elk van de vier zijden een jonge wolf. Van de vier exemplaren is er maar een die zijn neus heeft kunnen behouden. Aan dit exemplaar kun je zien dat hier geen vriendelijke wolf wordt uitgebeeld. Eerder een dier dat zijn tanden toont.
De relatie tussen de inwoners van Stavelot en het roofdier was allesbehalve beminnelijk. De dorpelingen rond Stavelot maakten er meedogenloos jacht op. In 1865 werd in de bossen rond Stavelot gewag gemaakt van de laatste meute.
Het begon al in de jaren 600 toen Saint Remacle in Stavelot een abdij wilde bouwen. Daarvoor maakte hij gebruik van een ezel. Het brave dier droeg in twee rieten manden geduldig de nodige stenen aan. Tot de duivel er genoeg van kreeg dat de inwoners van de omliggende dorpen in groten getale de oude godsdienst de rug toekeerden. Hij vermomde zich als wolf en vrat de ezel van Saint Remacle op met huid en haar.
Maar de man zou geen heilige geworden zijn als hij niet de duivel had kunnen bedwingen. Saint Remacle temt de wolf en dwingt hem zelfs om de plaats van de ezel in te nemen. Tot op vandaag is in het wapenschild van Stavelot een wolf te zien die twee manden met stenen draagt.
Stavelot is een mooi bewaard stadje. Met vakwerkhuizen. Stenen fonteinen. En een literaire geschiedenis.
De dichter Guillaume Apollinaire verbleef hier als negentienjarige jongeman samen met zijn twee jaar jongere broer Albert. De moeder van de dichter, Angeliska Kostrowicki, afkomstig van Poolse adel, wilde samen met haar jongere minnaar haar geluk beproeven in de speelzalen van Spa. Toen ze daar niet genoeg geloofsbrieven konden voorleggen, trok het koppel naar het soepeler Oostende. De twee jongens, die in het stadje bekend stonden als de Russische baronnen werden ondergebracht in een klein hotel in Stavelot bij het echtpaar Constant. En vertrokken er in het jaar 1899 in alle vroegte zonder hun rekening te betalen.
Net zoals Goethe in Sesenheim verliefd werd op Friederike Brion toen hij in Straatsburg studeerde, zo was Maria Dubois de geliefde van Apollinaire in Stavelot. De twee meisjes bleven daarna ongehuwd en bewaarden zorgvuldig de voor hen geschreven gedichten.
Maria Dubois was een ware schoonheid. Ze werd afgebeeld op verschillende postkaarten. Gekleed in de zondagse klederdracht uit de streek. Haar grote donkere ogen stralen weemoed uit.
‘Maria is een van mijn namen,’ zegt Nomade.
Op het kerkhof van Stavelot gaan we op zoek naar het graf van Maria Dubois. Het blijkt een eenvoudige steen te zijn. Met daarboven een kruis. En de simpele mededeling: Maria Dubois 1881-1919.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten