maandag 13 juni 2016

Stadsnatuur

Goya's Maya in de Rij (foto JDV)


Goya’s Maya in de Rij

Op de kaft van ‘Goya’s Maya in de Rij’ van fernand bosteels prijkt een verleidelijke donkerharige vrouw. De armen wijd gespreid achter het hoofd. De vrouw is naakt, ligt op een divan met kussens en kijkt ons met haar donkere ogen licht uitdagend aan. Het tafereel is geschilderd door de Spaanse kunstenaar Goya en draagt als titel ‘La Maya desnuda’.
Het boek is van de hand van Dr. Fernand L.C. Marie Bosteels en bevat een lang erotisch prozagedicht. F. Bosteels vertelt dat hij het gedicht kreeg van een vriendin die op haar beurt voorwendt dat zij een anonieme auteur is. Het lange prozagedicht werd postuum, dus na haar dood gevonden.
Voor deze literaire techniek verwijst Fernand Bosteels naar de in Gent geboren schrijver Pierre Louÿs (eigenlijk Pierre Louis) die vertelde dat hij een reeks erotische gezangen ‘Les Chansons de Bilitis’ op de muren van de graftombe van de dichteres Bilitis, een tijdgenote van Sappho, had ontdekt en vertaald uit het Grieks. Terwijl hij die zelf had geschreven.
Wat Dr. F. L.C. Bosteels met het werk beoogt schrijft hij in de inleiding. Als arts klaagt hij de seksuele moraal aan die alles in het verborgene laat spelen waardoor de bloem van de liefde het daglicht niet kan zien.
Het boek dat door Bosteels in 1968 zelf is uitgegeven moest dus een steentje bijdragen tot de seksuele bevrijding. Net zoals de werken van Jef Geeraerts of Jan Wolkers in die tijd.
Het boek ademt de tijdgeest van de zestiger jaren. Je voelt de hunkering naar vrijheid. Niet alleen wat betreft het seksuele beleven. Ook godsdienst en kerk komen ter sprake.  De Priesteressen weten dat God een andere taal spreekt dan wij, daarom bedienen zij zich van het Latijn, een dode taal.

‘Hoe schoon bedacht, hoe sluw
en fijn! - en toch zo ruw!
Alsof de levensbranding - echte Godentaal
zich insloot in dit Mithraschrijn
alsof ’t verschil van Goden- en van Mensenspraak
zo nietig zijn zou en zo klein!’

Fernand Bosteels plaatst zijn poëzie in de klassieke mythologie. Liefde en wijn horen bij elkaar. De auteur heeft het over Bacchusfeesten en laat man en vrouw in de ban zijn van Pan, Sater of Faunen.

‘Zo rijt de Saat’r ons rillend bos
en riet, pijpende en Liefde-lovend.
Gij grijpt me en bijt me en laat niet los;
want ‘k heb een Bed waarin ‘k U stove.’

Goya’s Maya staat in de rij voor het ‘Vleeswarenhuis’, dat mogelijk verwijst naar het Gentse Vleeshuis. Ondertussen bekruipen haar allerlei seksuele fantasieën, die zij projecteert op in de rij staande klanten.

Het meest frisse tafereel is dat van een vrouw die tijdens een zomerse vakantie aan de kust verblijft. Haar man komt met de weekendtrein. De vrouw verbeeldt zich al het liefdesspel dat haar wacht bij zijn komst. Ondertussen spelen zich op het strand lieflijke taferelen af.  Een jonge Italiaanse man tilt de vrouw in zijn nek.  
Gelijkaardige taferelen vind ik terug in het fotoboek van mijn moeder.  In een lange rij liggen zij, mijn vader en andere jonge mensen op elkaar geleund in het warme zand.

Fernand Bosteels is dichter. Het prozagedicht ‘Goya’s Maya in de rij’ dendert voort in een zelfde ritme gedurende meer dan 250 bladzijden. Het is een ritme dat in de leden kruipt. Hetzelfde kan niet worden gezegd van het gebeuren en de beelden. Slechts zeer zelden slaagt de dichter erin om een poëtische ontroering over te brengen. Daarvoor zijn de seksuele acts te expliciet.
Dr. Fernand L.C. Marie Bosteels blijft een arts. Genadeloos ontleedt hij met zijn scalpel het liefdesspel. En noemt daarbij man en paard.
Alsof hij ons tijdens het dichten seksuele voorlichting wil geven. Maar waardoor ons alle lust tot erotiek wordt benomen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten